5.3 De fabriek met stoomkracht

5.3 De fabriek met stoomkracht 
Wat waren de overeenkomsten en verschillen tussen de huisnijverheid en het werken in fabrieken?

Door welke technische vindingen maakte de huisnijverheid plaats voor het fabriekssysteem?

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.3 De fabriek met stoomkracht 
Wat waren de overeenkomsten en verschillen tussen de huisnijverheid en het werken in fabrieken?

Door welke technische vindingen maakte de huisnijverheid plaats voor het fabriekssysteem?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de begrippen huisnijverheid, schietspoel, Spinning Jenny, stoommachine. (R)
  2. Je kan uitleggen waarom er vernieuwingen in de textielnijverheid plaatsvonden. (T1)
  3. Je kan uitleggen waarom vernieuwingen in de textielnijverheid zich snel verspreiden.(T1)
  4. Je kan uitleggen waarom de textielindustrie van huisnijverheid naar fabrieken ging. (T1)
  5. Je kan uitleggen hoe en waarom steden veranderden met de komst van het waterframe en de stoommachine. (T2)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Welke vernieuwingen bracht de industriële revolutie?
  2. Welke voor- en nadelen van de industriële revolutie laat het fragment zien?
  3. Zie je een bepaalde mening of boodschap in het fragment?
  4. Heeft de industrie na de industriële revolutie nog nieuwe revoluties meegemaakt? Leg uit.
  5. In hoeverre is Modern Times vandaag nog actueel?






Slide 3 - Tekstslide

Charlie Chaplin maakte in 1936 een film over de opkomst van de industrie. Hij laat met een knipoog zien hoe het werk van de mensen is veranderd. Met het fragment uit de film leren leerlingen belangrijke voor- en nadelen van de industriële revolutie.

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Nederland industrialiseert laat (1)
  • Pas vanaf 1870

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Geen geschikte grondstoffen voor industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland industrialiseert laat (2)
  • Slechte infrastructuur

  • Grondstoffen kopen in het buitenland was duur

  • Protectionisme: landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken
  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Willem 1 wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van de industrialistatie

  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.

  • Arbeiders trekken naar de stad: urbanisatie

  • Steden groeien erg snel

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkomstandigheden
  • Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende band)

  • Lange werkdagen (14 uur per dag)
  • Gevaarlijk

  • Geen enkel recht

  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kinderarbeid
  • Goedkope arbeidskrachten

  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan

  • Ze zijn goedkoper

  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woonomstandigheden
  • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...)

  • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)

  • Dichtbij fabrieken

  • Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


In delen van Noord- en Oost-Nederland was het trouwens niet veel beter...

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de begrippen huisnijverheid, schietspoel, Spinning Jenny, stoommachine. (R)
  2. Je kan uitleggen waarom er vernieuwingen in de textielnijverheid plaatsvonden. (T1)
  3. Je kan uitleggen waarom vernieuwingen in de textielnijverheid zich snel verspreiden.(T1)
  4. Je kan uitleggen waarom de textielindustrie van huisnijverheid naar fabrieken ging. (T1)
  5. Je kan uitleggen hoe en waarom steden veranderden met de komst van het waterframe en de stoommachine. (T2)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 uitvindingen tijdens de Industriële Revolutie

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies