Grammatica taalkundig

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

• Nieuw onderwerp: grammatica taalkundig
• Uitleg opdracht
• Aan de slag!

Zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, lidwoord, voorzetsels, werkwoorden
Wat komt je bekend voor? Weet je wat het is?

• Werkwoorden
• Zelfstandig naamwoord
• bijvoeglijk naamwoord
• Voorzetsels 
• Lidwoorden 

• Je weet wat werkwoorden en je kan ze herkennen (blz 28)
• Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn en je kan ze herkennen (blz 56)
• Je weet wat lidwoorden zijn (blz 56)
• Je weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en je kan ze herkennen (blz 132)
• Je weet wat voorzetsels zijn en je kan ze herkennen (blz 158)

Opdracht

Drie lessen de tijd

Posters maken

Daarna presenteren voor de klas

Je leert elkaar de lesstof

Een herhalingsles

beoordeling op poster en presentatie (telt 1 keer)

Opdracht

Per groepje maak je twee posters waarop je de onderwerpen uitlegt.

- Je noteert de theorie (te vinden in je boek)

- Je noteert voorbeelden

- Je noteert hoe je deze zinsdelen kunt vinden/herkennen

- Gebruik plaatjes/tekeningen/kleur

Jullie krijgen drie lessen de tijd en moeten elkaar de stof uitleggen. Na drie lessen presenteren jullie je posters voor de klas en legt de rest de leerstof uit.

Opdracht

• Groepje 1: werkwoord en zelfstandig naamwoord

• Groepje 2: zelfstandig naamwoord en voorzetsel

• Groepjes 3: werkwoord en bijvoeglijk naamwoord

• Groepje 4: bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel

Groepje dat als eerst klaar is: lidwoorden

Presenteren

Gebruik de tips die je hebt geleerd bij het vaardighedenuur.

Zelfde beoordelingsmodel

Nu in het echt, maar een echte beoordeling

• Grammatica taalkundig
• Herhaling (quizvragen)
• Opdracht

• Werkwoorden
• Zelfstandig naamwoord
• bijvoeglijk naamwoord
• Voorzetsels 
• Lidwoorden 

• Je weet wat werkwoorden en je kan ze herkennen (blz 28)
• Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn en je kan ze herkennen (blz 56)
• Je weet wat lidwoorden zijn (blz 56)
• Je weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en je kan ze herkennen (blz 132)
• Je weet wat voorzetsels zijn en je kan ze herkennen (blz 158)

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Ik keek gisteravond naar een spannende film.

1. ik
2. gisteravond
3. keek
4. film

Wanneer hebben we weer les op school?

1. hebben
2. weer
3. les
4. school

Het sneeuwde dinsdag even!

1. het
2. sneeuwde
3. dinsdag
4. even

Typ het werkwoord:

Ik maak een ommetje met de hond vandaag.

WOORDSOORTEN

het lidwoord

- er zijn drie lidwoorden

de

het ('t)

een ('n)

WOORDSOORTEN

het zelfstandig naamwoord

- is een woord voor een mens, een dier, een plant, een ding

(me-di-pla-di)

- is een woord voor een naam of een gevoel

BIJVOORBEELD:

bakker, paard, tulp, tafel

Janneke, blij

WOORDSOORTEN

het lidwoord en het zelfstandig naamwoord

- je kunt altijd een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord zetten

de muzikant, het konijn, de paardenbloem, een spijker, het plezier

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

bovendien

1. ja
2. nee

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

formulier

1. ja
2. nee

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

schutting

1. ja
2. nee

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

snelheid

1. ja
2. nee

Lees (en beluister) de tekst.

Noteer van zin 1 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 2 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 3 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.

1. grote
2. groten
3. groote
4. groot

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.

1. betonne
2. betonnen
3. betonen
4. betone

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.

1. prachtig
2. prachtigen
3. prachtige

Weet je nog wat een bijvoeglijk naamwoord is?

1. Dat is een woord voor een mens, dier, plant, ding, gevoel of (eigen) naam.
2. Dat is een een woord dat zegt wat iemand of iets doet of overkomt.
3. Dat is een woord dat een plaats, tijd, reden of oorzaak aangeeft.
4. Dat is een woord dat iets verteld over een zelfstandig naamwoord.

Welke voorzetsels ken je?

Welk voorzetsel ontbreekt?

Hij woont ... de kerk

1. in
2. op
3. over
4. naast

Wat is het voorzetsel in de volgende zin:

De trein uit Amsterdam komt om vier uur aan.

1. uit
2. aan
3. uit, om
4. om, aan

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Marieke heeft een granaat gevonden in de speeltuin.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat is het werkwoord in onderstaande zin?

Wij werken graag thuis op de computer.

1. wij
2. werken
3. graag
4. computer

• Wat: Luister naar het liedje. Vul de ontbrekende woorden in. Nadat het liedje is afgelopen noteer je achter de ingevulde woorden de juiste woordsoort: ww, zn, bn, lw, vz
• Hoe: alleen
• Hulp: uitleg in tekstboek en mevrouw de Vries
• Tijd: 10 min.
• Uitkomst: klassikaal bespreken
• Klaar?: Overleg zachtjes met je buurman/vrouw. Hebben jullie dezelfde antwoorden? 

Bespreken