1TH Woordsoorten herhaling

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1B

Vandaag...
- Korte herhaling woordsoorten.
Let op: de toets telt 2x mee!





Huiswerk dinsdag 31 mei
Repetitie grammatica woordsoorten: lw, zn, ww, bn en vz









Leerdoelen:
- Ik kan werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bepaalde en onbepaalde lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels herkennen in een zin

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1B

Vandaag...
- Korte herhaling woordsoorten.
Let op: de toets telt 2x mee!





Huiswerk dinsdag 31 mei
Repetitie grammatica woordsoorten: lw, zn, ww, bn en vz









Leerdoelen:
- Ik kan werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bepaalde en onbepaalde lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels herkennen in een zin

Slide 1 - Tekstslide

ww, blw, olw, zn, bn, vz
Wij hebben onze fietsen in het nieuwe fietsenhok geplaatst.

Van wie is deze kartonnen bouwplaat?

Ik zag een klein kuikentje met een gebroken pootje bij die vieze sloot.

Slide 2 - Tekstslide

Aan de slag! 
Oefen jezelf in Nieuw Nederlands Online:
- H1 > Trainen > Taalverzorging 1 > Ww
- H2 > Trainen > Taalverzorging 2 > Zn en lw
- H5 > Trainen > Taalverzorging 1 > Bn
- H6 > Trainen > Taalverzorging  1 > Vz

Oefen jezelf op www.cambiumned.nl (klik op 'woordsoorten')

Slide 3 - Tekstslide

Afspraken n.a.v. ruzie
- Als zich iets voordoet, ga je naar je mentor.
- Wat doe je wel en niet als omstander / vrienden?
- Het is belangrijk om na deze gebeurtenis weer ‘neutraal’ naar de ander te kijken
- Heb jij het filmpje nog op je telefoon staan? Verwijder dit dan nu!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken
Taalverzorging grammatica hoofdstuk 6

Kijk opdracht 1 t/m 5 na (blz. 158/159 van je boek)

Slide 6 - Tekstslide

Doelen
- Ik kan het werkwoord (ww) in een zin herkennen
- Ik kan het lidwoord (lw) in een zin herkennen
- Ik kan het zelfstandig naamwoord (zn) in een zin herkennen
- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord (bn) in een zin herkennen
- Ik kan het voorzetsel (vz) in een zin herkennen

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling: 
wat weet je nog?
Maak de LessonUp (code:  jvkzo)

Klaar? Oefen op www.cambiumned.nl

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Heb jij jouw kapotte fiets zelf gerepareerd?

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Losse stoeptegels veroorzaakten een grote valpartij tijdens de avondvierdaagse.

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Stien trad op tijdens de finale van het Eurovisie Songfestival.

Slide 11 - Open vraag

Werkwoord (ww)
- Geeft aan wat iets of iemand doet
- Geeft aan wat iets of iemand overkomt
- Kun je vervoegen:
lopen: loop, loopt, lopen, liep, liepen, gelopen, lopend
- Elke zin bevat ten minste één werkwoord
- Let op bij scheidbare werkwoorden! (ruim op, maak af)

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn de drie lidwoorden?

Slide 13 - Open vraag

Lidwoord (lw)
- De lidwoorden zijn 'de', 'het' en 'een'.
- We noemen 'de' en 'het' bepaalde lidwoorden (blw). 'Een' is een onbepaald lidwoord (olw).
- Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.
- Let op bij 'een'. Als je dat uitspreekt als 'één' is het geen lidwoord!

Slide 14 - Tekstslide

Leg uit waarom het woord 'pen' een zelfstandig naamwoord is.

Slide 15 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord (zn)
- Het zn is op heel veel manieren te herkennen:
       > Er kan een lidwoord voor staan.
       > Het zijn vaak GeMeDiPlaDi: gevoel, mensen, dieren,            
       planten, dingen.
       > Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
       > Je kunt er vaak een meervoudsvorm van maken.
- Ook (aardrijkskundige) namen zijn zn!

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin?

Wij nemen morgen de eerste boot naar Ameland.

Slide 17 - Open vraag

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin?

Bij de sport rugby wordt de scheidsrechter nooit uitgescholden.

Slide 18 - Open vraag

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden in deze zin?

De trotse ouders moesten lachen om hun talentvolle zoon.

Slide 20 - Open vraag

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden in deze zin?

Moet de jonge jongen zijn hoge boete zelf betalen?

Slide 21 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig   
   naamwoord (zn); het geeft een eigenschap aan.
- Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig  
   naamwoord, maar het kan er ook achter staan.
- Een bijvoeglijk naamwoord dat aangeeft van welke stof of
   welk materiaal iets gemaakt is, noem je stoffelijk bijvoeglijk 
   naamwoord.

Slide 22 - Tekstslide

Noteer een passend voorzetsel.

Ben jij ook zo gek ... ijs?

Slide 23 - Open vraag

Noteer een passend voorzetsel.

Sjors schrok ontzettend ... de spin in zijn slaapkamer.

Slide 24 - Open vraag

Noteer de voorzetsels.

Je hart pompt bloed door je hele lichaam.

Slide 25 - Open vraag

Noteer de voorzetsels.

Tijdens het feestje gingen we naar de bioscoop.

Slide 26 - Open vraag

Voorzetsel (vz)
- Geeft een plaats, tijd, reden/oorzaak of richting aan
- Staat vaak vóór de combinatie lw + zn
- Ook wel 'kastwoorden' en 'feestjewoorden'
    (zie volgende pagina)
- Bij sommige werkwoorden hoort een vast voorzetsel
   geloven in, zoeken naar, bestaan uit
- Let op! Het splitsbare deel van een ww is géén voorzetsel!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Ik kan ww, lw, zn, bn en vz in een zin benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll