T4B1 + T4B2

Thema 4 - Voeding en vertering
B1 Voedsel
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 - Voeding en vertering
B1 Voedsel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen. 
4.1 Je kunt beschrijven welke rol bacterien en schimmels kunnen spelen bij de voedselproductie en bederf. 
4.2 Je kunt de werking van enzymen beschrijven. 
4.3 Je kunt de manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd. 

Slide 2 - Tekstslide

Welke voedselproducten worden door bacteriën of schimmels gemaakt?

Slide 3 - Woordweb

Bacteriën & schimmels
Bacteriën en schimmels zetten koolhydraten om in stoffen die nuttig zijn bij voedselproductie. 

Stofwisselingsproces = stoffen worden omgezet in andere stoffen. 
  • Melkzuurbacteriën toevoegen aan melk -> yoghurt 
  • Gisting -> energierijke stoffen worden omgezet in CO2 en alcohol


Slide 4 - Tekstslide

Enzymen -> versnellen stofwisselingsprocessen zonder zelf te worden verbruikt

Slide 5 - Tekstslide

Werking van enzymen
Enzymen maken grote voedingsstoffen klein (knippen). 
  • Elke voedingsstof heeft zijn eigen enzym:
  1. bindt aan de voedingsstof
  2. knipt de voedingsstof in stukken
  3. laat los en kan opnieuw een zelfde voeidigsstof afbreken

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Enzymactiviteit
Enzymactiviteit = de snelheid waarmee een enzym de reactie versnelt. 
  • wordt beïnvloed door temperatuur en zuurtegraad (pH)

Slide 8 - Tekstslide

Conserveermiddelen en andere toegevoegde stoffen
Conserveermiddelen zorgen ervoor dat producten langer houdbaar blijven.  
  • Natuurlijke conserveermiddelen. 
  • Kunstmatige conserveermiddelen 
  • Kleur, geur en smaakstoffen. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten
Maken opdracht 

Slide 11 - Tekstslide

Thema 4 - Voeding en vertering
B2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 12 - Tekstslide

Voedingsmiddelen 
Voedingsmiddelen zijn alle producten die je eet of drinkt.

  • Plantaardige producten


  • Dierlijke producten


afkomstig van (delen van) planten.
Bijvoorbeeld: groente en fruit
afkomstig van (delen van) dieren of producten van dieren.
Bijvoorbeeld: vlees, melk, eieren en vis

Slide 13 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten: 
  • Voedingsstoffen = bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen. 
  • Voedingsvezels = alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel


Slide 14 - Tekstslide

Functies van voedingsstoffen 
  • Bouwstoffen zijn nodig voor groei en ontwikkeling.
  • Brandstoffen leveren energie.
  • Reservestoffen worden opgeslagen in bepaalde delen van je lichaam. 
  • Beschermende stoffen beschermen het lichaam. 

Slide 15 - Tekstslide

Voedingsvezels 
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren. 
  • zorgen voor een verzadigd (vol) gevoel
  • nodig voor een goede darmwerking. 

Slide 16 - Tekstslide

Eiwitten
Belangrijke bouwstof
  • Vorming van nieuwe cellen
  • Opbouw van spieren

Te veel eiwitten > brandstof of omzetten in reservestof

Slide 17 - Tekstslide

Koolhydraten
Belangrijke brandstof
  • Suikers, zetmeel en glycogeen

Te veel koolhydraten -> omgezet in vet (reservestof) 
Kan ook dienen als bouwstof

Slide 18 - Tekstslide

Vetten
Dient vooral als brandstof
  • ook als bouwstof en reservestof

Te veel vet wordt opgeslagen onder de huid. 

Slide 19 - Tekstslide

Soorten vetten
Verzadigde vetten:
  • Vaste stoffen op kamertemperatuur (boter)
  • Meestal dierlijk
  • Te veel = slecht voor gezondheid

Onverzadigde vetten:
  • Vloeibaar op kamertemperatuur (olie)
  • Meestal plantaardig
  • “Gezonde” vetten

Slide 20 - Tekstslide

Water
Lichaam bestaat voor 60% uit water
  • belangrijke bouwstof

Nodig voor vervoer van stoffen in het lichaam

Slide 21 - Tekstslide

Mineralen
Worden ook wel zouten genoemd
  • Calcium, natrium, magnesium en ijzer.
  • Bouwstof en beschermende stof

Slide 22 - Tekstslide

Vitaminen
Bouwstof en beschermende stof
  • Te weinig vitaminen > ziek


Slide 23 - Tekstslide

Wat is zetmeel? 
Zetmeel is een koolhydraat. 

Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kan aantonen. 

Joodoplossing is de indicator van zetmeel

Slide 24 - Tekstslide