Les 1. 2021 Voedingsmiddelen Voedingsstoffen MAX BvJ

Les 1
 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1
 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Je noteert de belangrijkste begrippen en hun betekenis in je schrift.
Je maakt een samenvatting. Bij elke slide zie je een pijl, dat betekent dat je iets in je schrift gaat schrijven. Dit is een verplicht onderdeel van deze les.

Slide 2 - Tekstslide

Plantaardig of dierlijk
Alles wat je eet en drinkt zijn voedingsmiddelen. 
Voedingsmiddelen die van planten komen 
zijn plantaardige voedingsmiddelen. Je eet meestal niet een hele plant, maar een deel ervan (wortels, bladeren, stengels, vruchten of zaden). 

Als voedingsmiddelen van dieren komen, noem je ze dierlijke voedingsmiddelen.  
Als je vlees eet, eet je een deel van een dier. 
Je kunt ook een product van een dier eten. Bijvoorbeeld ei of melk. Van melk worden zuivelproducten gemaakt die ook dierlijk zijn: yoghurt, kaas, boter

Slide 3 - Tekstslide

Plantaardig 
in plaats van dierlijk
Er zijn ook plantaardige producten die je kunt gebruiken in plaats van boter en melk, zoals halvarine en sojadrink (zie afbeelding 2). Sojadrink wordt gemaakt van sojabonen (peulvruchten). Halvarine wordt gemaakt van plantaardige olie, bijvoorbeeld van de olie uit zonnebloempitten of olijven.

Voedingsmiddelen  zijn alle producten die men eet of drinkt

Slide 4 - Tekstslide

Voedingsvezels
Dit is een verzamelnaam voor stoffen van planten die je lichaam niet kan verteren.

Voedingsvezels helpen bij de darmwerking en zorgen voor verzadigd (= vol) gevoel
Voedingsvezels zitten in: groente, fruit, aardappel, volkoren brood, peulvruchten, noten, ontbijtgranen. 

Slide 5 - Tekstslide

Voedingsmiddelen 
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. 

Het zijn bruikbare delen van een voedingsmiddel die belangrijk zijn voor het lichaam.


Hiernaast zie je de 6 voedingsstoffen.
Noteer ze in je schrift en leer ze.
Onthoud ook welke voedingsmiddelen erbij horen.
Maak een mindmap/tekstschema: 'voedingsstoffen'

Later ga je de functies toevoegen en andere belangrijke informatie. Gebruik daarom een heel A4!
Noteer in je schrift!
Noteer in je schrift!

Slide 6 - Tekstslide

Voedingsstoffen


Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen.


Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om zichzelf in leven te kunnen houden.


Noteer in je schrift!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Voedingsstoffen hebben functies:

1. Brandstof   
In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Daarvoor is brandstof nodig. Die brandstof levert energie voor bijv. de organen (zodat ze kunnen werken). Brandstof is ook nodig om je lichaam op temperatuur te houden en voor groei, ontwikkeling en herstel van je lichaam. Dat kost allemaal energie.
2. Reservestof
Deze worden opgeslagen onder je 
huid maar ook rond je organen.
Ze zijn later te gebruiken als 
brandstof of bouwstof



3. Bouwstof                   
Voor de groei en ontwikkeling van je lichaam en voor herstel van het lichaam. Nieuwe cellen en weefsels kunnen worden gemaakt. Denk maar eens aan een snee in je vinger.

4. Beschermende stof  
Deze zorgen ervoor dat alle processen in je lichaam goed verlopen. Daardoor word je bijvoorbeeld niet ziek.
Maak een mindmap/schema:
'Functies voedingsstoffen'
zet erbij wat elke functie inhoud.
Je hebt ze niet direct nodig
Je hebt ze nodig om gezond te blijven

Slide 9 - Tekstslide

Dierlijk
Plantaardig
Voedingsmiddellen
Voedingsstoffen

Slide 10 - Sleepvraag

Noteren en leren
voedingsstoffen : bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen

brandstoffen : stoffen die energie leveren

bouwstoffen : stoffen die worden gebruikt bij de maken van cellen en weefsels

reservestoffen: stoffen die worden opgeslagen in het lichaam

beschermende stoffen: stoffen die ervoor zorgen dat je niet ziek word


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Koolhydraten
Tot de koolhydraten behoren onder andere suikers (waaronder glucose), zetmeel en glycogeen. 


Als zetmeel tijdens het verteringsproces verteerd wordt (in stukjes wordt 'geknipt'), dan ontstaat glucose.  Dat is een belangrijke brandstof voor het functioneren van bijvoorbeeld de hersenen. 
Glucose kan worden omgezet in glycogeen dat wordt opgeslagen in de lever of de spieren.

Koolhydraten leveren vooral brandstof, ze zijn belangrijk om optimaal te kunnen bewegen, denken en bijv. je te kunnen concentreren.  Als je meer binnenkrijgt, dan je gebruikt worden koolhydraten omgezet in vet.


Brandstof
Reservestof
Bouwstof
In aardappelen, zaden en graanproducten zit veel zetmeel, in jam en vruchtensap zit veel suiker. 
Dierlijke voedingsmiddelen bevatten meestal weinig koolhydraten.

Slide 13 - Tekstslide

Vetten
De belangrijkste functie: Brandstof. Als je teveel vet binnenkrijgt, slaat je lichaam het op als reservestof. Bijv. onder je huid of rond je organen. Er zijn 2 belangrijke soorten vetten: 

Verzadigd vet = Verkeerd vet. 
Het zit in veel dierlijke producten, 
in koek, gebak en snacks.

Onverzadigd vet = Oké vet = goed vet. 
Het zit in bijv.  margarine, olijfolie, vis en noten.





Brandstof
Reservestof
Bouwstof

Slide 14 - Tekstslide

Eiwitten
Dit zijn de belangrijkste bouwstoffen voor je lichaam. Voor de vorming van cytoplasma in een cel en de opbouw van spieren is bijvoorbeeld veel eiwit nodig. Ze zijn nodig voor de groei.

Zijn belangrijk voor de opbouw,
het onderhoud en reparatie van onze lichaamsweefsels. 
Bijvoorbeeld voor de huid, organen en spieren.
                             Eieren, vlees, zuivel, vis en zaden.
Bouwstof
Brandstof

Een teveel aan eiwit in je voeding wordt gebruikt 
als brandstof of het wordt omgezet in vet en dan opgeslagen als reservestof.
.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Vitaminen
Ze zorgen voor een goede stofwisseling. Als je er te weinig van binnenkrijgt, word je ziek! 

Belangrijke vitaminen zijn bijv.
A: Om goed te zien en je huid
D: Kalk voor je botten.
D maakt je lichaam aan m.b.v. zonlicht.
C, D en K zijn ook belangrijk. 

Vitaminen worden niet verteerd. Ze kunnen direct worden opgenomen door het lichaam.
Bouwstof
Beschermende stof
Maar ook als je te veel vitaminen binnenkrijgt, kun je ziek worden. Als je normaal en gezond eet, krijg je voldoende vitaminen binnen. Het is dan niet nodig om vitaminepillen te gebruiken.

Slide 17 - Tekstslide

Mineralen
(zouten)
Ze zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en normale groei en ontwikkeling. 
Je hebt verschillende mineralen nodig. Van allemaal een klein beetje per dag. In gezonde voeding zit voldoende. Voor de opbouw van botten bijv. calcium. 

Mineralen worden niet verteerd.
Ze kunnen direct worden opgenomen in het bloed, door het lichaam. 

Voorbeelden van mineralen zijn: Zink, ijzer, calcium (kalk),magnesium, natrium.

Het zijn ook beschermende stoffen: Nodig om gezond te blijven.


Bouwstof
Beschermende stof

Slide 18 - Tekstslide

Bevat geen calorieën.
Water voorziet je lichaam van vocht. Ook andere organismen bestaan voor het grootste deel uit water.

Het is een hele belangrijke bouwstof voor het lichaam.
Water is nodig voor het vervoer van stoffen in je lichaam. 
De meeste stoffen kunnen alleen goed door je lichaam worden vervoerd als ze zijn opgelost in water.  Bloed bestaat voor een groot deel uit water dus veel stoffen worden vervoerd via het bloed naar alle cellen van je lichaam. 

Dranken, fruit en sommige groenten bevatten veel water.




Bouwstof
Water

Slide 19 - Tekstslide

Noteren en leren
eiwitten             : voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen en brandstoffen
koolhydraten  : voedingsstoffen die vooral dienen als brandstoffen, maar ook dienen als
                                bouwstoffen en reservestoffen
vetten                 : voedingsstoffen die vooral dienen als brandstoffen, maar ook dienen als
                                bouwstoffen en reservestoffen
water                  : voedingsstof die vooral dient als bouwstof
mineralen         : voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen en beschermende
                                 stoffen
vitaminen          : voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen en beschermende
                                stoffen

Slide 20 - Tekstslide

Water
Neem het vertakkingsschema over en vul in
Voedingsmiddelen
voedingsvezel = .................................................................
............................... 
________________________________________________________________________________________
...............................
...............................
...............................
...............................
Bouwstoffen
...................................
...................................
Beschermende stoffen
...............................
...............................
...............................
koolhydraten
...............................
...............................
...............................
...............................
...............................
............................... 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Het etiket
Op een etiket staat informatie over het voedingsmiddel.
Je kunt erop aflezen welke voedingsstoffen in het voedingsmiddel aanwezig zijn.


Voedingsvezels behoren niet tot de voedingsstoffen. Ze zijn wel heel belangrijk want ze helpen bij de vertering van voedsel.
Ze stimuleren de darmwerking.

Slide 23 - Tekstslide

Water
Controleer of jouw vertakkingsschema goed is

Slide 24 - Tekstslide

Voedingstoffen

Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. Het zijn bruikbare delen van een voedingsmiddel die belangrijk zijn voor het lichaam.

Voedingsstoffen zijn:

  • Bouwstoffen
  • Brandstoffen
  • Reservestoffen
  • Beschermende stoffen
Belangrijke bouwstof voor het lichaam.
Nodig voor de groei (kinderen / pubers).
Kunnen ook als brandstof gebruikt worden.
Worden NIET als reservestof opgeslagen
Belangrijkste functie: Levert brandstof. Is ook bouwstof en reservestof.
Bijvoorbeeld: Zetmeel en suikers (glucose = brandstof).
In bijv. aardappelen en spaghetti

Belangrijkste functie: Levert brandstof. Is ook bouwstof.
Teveel wordt opgeslagen in je lichaam, bijv. onder je huid (dikkere onderhuise vetlaag). Het kan ook worden opgeslagen rond je organen.

Mineralen zijn zouten. Belangrijk als bouwstof. Ze zijn ook een beschermende stof. Bijv.: ijzer, kalk (voor de opbouw van je botten) en zout (Teveel zout is ongezond - het zit in heel veel voedingsmiddelen).

Vitaminen: Belangrijk als bouwstof en beschermende stof.
Te weinig?==> Ziek!  Maar van teveel kun je ook ziek worden. 
Voorbeelden van vitaminen: A (zien), C, D en K (om bijv. kalk uit je voeding op te nemen. M.b.v. zonlicht kan het lichaam Vit D maken.
Water is een belangrijke bouwstof. Het lichaam bestaat voor ong. 60 % uit water. Het vervoert stoffen in je lichaam. Die stoffen worden opgelost in water. Je bloed bestaat vooral uit water. Er zit ook water in fruit en sommige groenten (bijv. komkommer, kool, spinazie)
Vertel wat je weet en controleer

Slide 25 - Tekstslide

Is meergranenbrood eigenlijk witbrood?
Is bruin brood gezonder dan wit brood?

De bakkers 'bakken het wel erg bruin'!
Dus: 
WEET WAT JE EET! - Bekijk het filmpje!

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Leren en daarna de oefenvragen maken 
Leer welke voedingsstoffen er zijn
Leer de functies van de voedingsstoffen
Leer wat voedingsvezels zijn
Weet welke voedingsstoffen in welke voedingsmiddelen  zitten


Maak daarna de vragen

Slide 28 - Tekstslide