2. klimaat

Klimaatopwarming
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
OkanSecundair onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Klimaatopwarming

Slide 1 - Tekstslide


A
B

Slide 2 - Quizvraag

Klimaatopwarming


De                     heeft een probleem:                             opwarming. Het weer wordt   steeds extremer. Soms is het veel te warm, dan is het weer te nat of net veel te droog. En dit komt door de                                  van de aarde.


wereld
De aarde, onze planeet. 
klimaat
Het gemiddelde weer, gemeten over een lange tijd.
opwarming
warmer worden

Slide 3 - Tekstslide

Klimaatopwarming


Maar wat is klimaatopwarming eigenlijk?
En waarom wordt het warmer?
Wat zijn de                             ?
En zijn er                             ?



gevolgen
Het gevolg = het resultaat, de consequentie
oplossingen
de oplossing = het einde van een probleem.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De gemiddelde temperatuur 
in 1920 was
De gemiddelde temperatuur 
in 2020 was
De aarde wordt steeds 
Vroeger was het                                   dan nu.
Kijk naar de grafiek en sleep de antwoorden naar de juiste plaats.
evolutie = verandering na een tijd.
gemiddelde = tussen minimum en maximum.
Mijn kinderen zijn 6 en 8 jaar. Hun gemiddelde leeftijd is 7 jaar.
De grafiek = een tekening met informatie.
_____________ °C.
_____________ °C.
_______________________. 
_______________
14,7
13,7
warmer
kouder

Slide 6 - Sleepvraag

November is
Maart is  
December, januari en februari 
zijn de                                   maanden.
Kijk naar de grafiek en sleep de antwoorden naar de juiste plaats.
De grafiek = een tekening met informatie.
De gemiddelde temperatuur per maand.
_____________ °C.
_______________________. 
_______________
koud
kouder
koudste

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

timer
1:00
WIE?

Slide 9 - Woordweb

timer
1:00
WAT?

Slide 10 - Woordweb

timer
1:00
WAAR?

Slide 11 - Woordweb

timer
1:00
WANNEER?

Slide 12 - Woordweb

timer
1:00
WAAROM?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Video

Bram is een leraar.
A
B

Slide 15 - Quizvraag

Dit is fout
Bram is geen leraar.
Bram is een weerman.

Slide 16 - Tekstslide

Op 100 jaar is de aarde 1 °C
kouder geworden.
A
B

Slide 17 - Quizvraag

Dit is fout
Op 100 jaar is de aarde 1 °C
warmer geworden.

Slide 18 - Tekstslide

Droogte zorgt voor te weinig eten.
A
B

Slide 19 - Quizvraag

Als het warmer wordt, stijgt de zee.
A
B

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Verbind het begin met het juiste einde van de zin.
Dieren sterven ...
De zee stijgt ...
Mensen vluchten ...
Het weer wordt extremer ...
Planten sterven ...
... omdat het ijs smelt.
... omdat het land overstroomt.
... omdat het te droog is.
... omdat er te weinig eten is.
... omdat de aarde opwarmt.

Slide 24 - Sleepvraag

1. Extreem weer.
Er zullen meer hittegolven komen en dus meer droogte. Door de droogte zullen de planten sterven. Er zal dan te weinig eten zijn voor mensen en dieren. Er zullen ook meer orkanen, overstromingen en zware stormen komen.

2. Uitstervende diersoorten
Het klimaat verandert. Sommige dieren kunnen in dit nieuwe klimaat niet leven en ze zullen sterven.

3. Stijgende zee
Het ijs op de Noordpool en de Zuidpool smelt. Het ijs zal dan water worden en de zee zal stijgen. Het land zal overstromen en veel mensen zullen vluchten voor het water.


Sleep een X naar elke vorm van het werkwoord "zullen".
X
X
X
X
X
X
X
X
X

Slide 25 - Sleepvraag

1
2

Slide 26 - Tekstslide

Dit artikel gaat over België.
A
B

Slide 27 - Quizvraag

Door de overstromingen stierven er in België 180 mensen.
A
B

Slide 28 - Quizvraag

Dit is fout
In Duitsland stierven 180 mensen.
In België stierven 41 mensen.

Slide 29 - Tekstslide

Door de opwarming van het klimaat zijn er meer overstromingen.
A
B

Slide 30 - Quizvraag

In België is meer schade dan in Duitsland.
A
B

Slide 31 - Quizvraag

Dit is fout
In België is minder schade dan in Duitsland.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Van waar komt 14% van de broeikasgassen?
A
energie
B
industrie
C
transport
D
landbouw en veeteelt

Slide 34 - Quizvraag