Anatomie 2.7.2

Anatomie, Fysiologie en Pathologie



Les 20
Periode 1
Leerjaar 2
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Anatomie, Fysiologie en Pathologie



Les 20
Periode 1
Leerjaar 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
  • Waar is een tussenwervelschijf van gemaakt?
  • Welke functies heeft de ribbenkast?
  • Wat is het verschil tussen willekeurige en onwillekeurige spieren?
  • Welke factoren kunnen artrose versnellen?
  • Wat is er aan de hand bij het syndroom van Tietze?
  • Welke symptomen heeft een patiënt met reumatische artritis?
  • Op welke manier kan een patiënt met de ziekte van Bechterew zijn klachten verminderen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesindeling
  1. Welkom
  2. Herhaling vorige les
  3. Lesindeling en lesdoelen
  4. Pijnbestrijding
  5. Lesdoelen
  6. Huiswerk en afsluiting 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  1. Uitleggen welke functie pijn heeft.
  2. Uitleggen wat het verschil is tussen chronische en acute pijn.
  3. Vertellen welke twee groepen pijnstillers er zijn.
  4. Vertellen wat er met doorbraakpijn bedoeld wordt.
  5. Benoemen waarom opioïden alleen bij acute en/of hevige pijn toegepast worden.
  6. Uitleggen welke medicijnen er vooral bij reuma worden toegepast.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pijn
Pijn: Subjectief (persoonlijke betekenis)
  • Aandoening én/of uiting van een andere klacht 
  • Signaalfunctie: er is iets mis!

Acute pijn: Duidelijke oorzaak, goede reactie op pijnstillers
Chronische pijn: Onduidelijke oorzaak, langer aanwezig, diverse behandelmethoden (medicijnen, hypnose, zenuwblokkades etc.)
Doorbraakpijn: Plotselinge toename van pijn door medicijnen heen

Slide 5 - Tekstslide

Pijn: Beïnvloedt door angst voor pijn en dood

Antidepressiva, kalmeringsmiddelen

Pijnmedicatie wordt vaak afgestemd op oorzaak -> ontsteking bijvoorbeeld

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Pijnmedicatie
Nadeel pijnmedicatie: Onderdrukking van signaalfunctie 
  • Overbelasting, verergering van klachten

Niet-opioïden: 'gewone' pijnstillers
  • (vaak) zonder recept verkrijgbaar

Opioïden: 'zware' pijnstillers
  • Vastgelegd in de Opiumwet

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een tabel
Werking
Voordelen
Nadelen
Overig
Niet-Opioïden
1.
2.
3.
Opioïden
Anesthetica

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet-Opioïden
Niet-Opioïden: Bestrijden pijn door te voorkomen dat de stoffen die vrijkomen bij weefselbeschadiging, zorgen voor zenuwprikkeling

1. Paracetamol: Pijnstillend, koortswerend
  • Weinig bijwerkingen/interacties/contra-indicaties
  • Giftig bij chronisch gebruik en overdosering

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet-Opioïden
2. NSAID's: Non-Steroid Anti-Inflammatory Drugs
  • Remmen vorming prostaglandinen 
  • Pijnstillend, koortsdempend EN ontstekingsremmend
  • Vaak gebruikt bij ontstekingen, zoals reuma

Bijwerkingen: maagklachten (maagzweer), overgevoeligheid, nierbeschadiging, bloedingen
  • Langdurig gebruik of bij risicopatiënten i.c.m. maagbeschermer (vb. esomeprazol)

Slide 10 - Tekstslide

Prostaglandinen zorgen voor pijnprikkel

Mag niet worden gebruikt bij maagzweren en hartfalen. Hoe langer gebruik, hoe groter kans op bijwerkingen als nierproblemen en maagklachten

Diclofenac, ibuprofen, aspirine, naproxen, meloxicam

Risicopatiënt: ouder dan 60, maagzweer, SSRI's, DM, hartfalen, antistolling
DMARD's

Slide 11 - Woordweb

Disease Modifying Antirheumatic Drugs
- Ontsteking remmen (arcoxia, diclofenac)
- Ontstekingsproces onderdrukken (immunosuppressiva) -> methotrexaat
- Remmers Tumor Necrose Factor -> remicade, imuran

blz. 35-36
Niet-Opioïden
Pijnstillers bij jicht: Gewrichtsaandoening (lijkt op reuma)

  • Urinezuur wordt niet voldoende uitgescheiden en stapelt zich op in gewrichten (ontstekingsverschijnselen en pijn)
  • Acuut: Diclofenac, ibuprofen, prednison en COLCHICINE!
  • Preventief: Allopurinol (daling urinezuurspiegel)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet-Opioïden
Combinatiepreparaat: Preparaten met verschillende werkzame bestanddelen:
  • Paracetamol met codeïne of coffeïne

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opioïden
Opioïden: Sterke pijnstillende werking
  • Zorgen voor andere beleving van pijn
  • Geschikt voor hevige acute/chronische pijn
  • Ernstige bijwerkingen (obstipatie, sufheid)
  • Risico op gewenning (verslavingsgevaar) 

Voorbeelden: Morfine (oraal, rectaal, parenteraal), Fentanyl (pleister/ neusspray), Tramadol (oraal), Oxycodon/Oxycontin, Methadon

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anesthetica
Anesthetica: Tijdelijke gevoelloosheid/verdoving
  • Weinig bijwerkingen (vooral bij overdosering)
  • Oppervlakte anesthesie
  • Infiltratieanesthesie
  • Geleidingsanesthesie
  • Vaak lidocaïne

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Als je Expert College nog niet afhebt, dit moet af zijn!

Zelf lezen (en herhalen):
  • 'Geneesmiddelenkennis voor Doktersassistenten' Hfdstk 3
  • 'Medische kennis' Hfdstk 10.8-10.11

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies