2- vwo 4 kennis van zaken

Kennis van zaken
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Kennis van zaken

Slide 1 - Tekstslide

voor we starten
-inloggen esseneronline
-plaats jezelf in de lessonup klas:
v4a: wdzzk 
v4b:  uhoak

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waar gaan we het deze les over hebben?
De informatie samenleving
Kritisch beoordelen van informatie
Feiten en meningen
Communicatiemodel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

De informatiesamenleving
Door nieuwe media en toenemende digitalisering is het medialandschap veranderd.
De hoeveelheid informatie die wordt verspreid is toegenomen: we zijn een informatiemaatschappij geworden.
Door de opkomst van sociale media kan iedereen informatie versturen.
Traditionele media zoals kranten en televisie spelen een minder belangrijke rol. Daarmee is minder nieuws dat tot ons komt afkomstig van journalisten.

Slide 6 - Tekstslide

kritisch kijken
Om te beoordelen of informatie die je ontvangt betrouwbaar is, moet je naar de achtergrond van de informatie kijken. Stel jezelf de volgende vragen.
Wie is de zender van het bericht?
Met welk doel wordt het bericht verzonden?
Is de informatie actueel?
Welke bronnen worden in het bericht gebruikt?
Wordt er hoor en wederhoor gepleegd?
Komt de informatie overeen met andere bronnen?

Slide 7 - Tekstslide

Feiten
Het is objectief, dus de informatie is gebaseerd op (controleerbare)  
feiten.




Slide 8 - Tekstslide

Mening
De informatie is subjectief, dus de informatie isgebaseerd op iemands
mening. 

Slide 9 - Tekstslide

Objectief  / Subjectief
Objectief: beschrijving van gebeurtenissen die klopt met de werkelijkheid en niet gekleurd is.


Subjectief: eigen mening (van een journalist)

Slide 10 - Tekstslide

“Nederland vermoordt zeven onschuldige fabrieksarbeiders.”

A
objectief
B
subjectief

Slide 11 - Quizvraag

“Het Israëlische leger doodt zeven Palestijnse terroristen.”

A
objectief
B
subjectief

Slide 12 - Quizvraag

“leger doodt zeven burgers.”


A
objectief
B
subjectief

Slide 13 - Quizvraag

Zo objectief mogelijk?
1. Mening en feiten scheiden
2. Keuze van woorden en beelden.
3. Hoor en wederhoor
(verschillende meningen aan het woord laten)
4. Meerdere bronnen gebruiken. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

communicatiemodel

Slide 16 - Tekstslide

Indoctrinatie
Langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige
opvattingen en meningen opdringen met de
bedoeling dat het publiek deze opvattingen
kritiekloos accepteert.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Communicatieruis
De overdracht van informatie verloopt niet goed:
De zender zendt de informatie verkeerd uit.
De ontvanger ontvangt de informatie verkeerd.
Communicatieruis ontstaat soms bewust, soms onbewust.

Slide 19 - Tekstslide

referentiekader
Alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.

Slide 20 - Tekstslide

manipulatie
Opzettelijk feiten verdraaien of weglaten zonder dat
de ontvanger dat weet.

Slide 21 - Tekstslide

Propaganda
Bewust eenzijdige informatie geven met als doel de
mening van mensen te beïnvloeden.

Slide 22 - Tekstslide

Indoctrinatie
Langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige
opvattingen en meningen opdringen met de
bedoeling dat het publiek deze opvattingen
kritiekloos accepteert.

Slide 23 - Tekstslide

stereotype
Je hebt een vaststaand beeld van een groep mensen aan wie je allemaal dezelfde kenmerken toeschrijft.
Bijvoorbeeld: “Vrouwen kunnen niet goed autorijden.”

Slide 24 - Tekstslide

vooroordeel
Oordeel dat je over iemand of iets hebt, op basis van een stereotypering.
Bijvoorbeeld: “Ze zal wel niet zo slim zijn, want ze is blond.”

Slide 25 - Tekstslide

selectieve waarneming
 Selectieve waarneming is dat alleen datgene wordt waargenomen wat het eigen standpunt of oordeel bevestigt.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Indoctrinatie
Langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige
opvattingen en meningen opdringen met de
bedoeling dat het publiek deze opvattingen
kritiekloos accepteert.

Slide 28 - Tekstslide

Verbale en non-verbale communicatie
Met non-verbale communicatie, ook wel analoge communicatie genoemd, bedoelt men elke vorm van uitwisseling van boodschappen tussen mensen of levende wezens via niet-talige signalen of tekens: 'zonder woorden'.

Slide 29 - Tekstslide

en nu even oefenen!

Slide 30 - Tekstslide

Wat is ruis?

Slide 31 - Open vraag

Volgens het communicatiemodel begint communicatie bij:
A
de boodschap
B
de zender
C
de ontvanger
D
het medium

Slide 32 - Quizvraag

Wat is verbale communicatie?
A
Communicatie met woorden
B
Communicatie met handgebaren
C
Communicatie met oogcontact
D
Communicatie met lichaamstaal

Slide 33 - Quizvraag

"Alle Russen drinken wodka" is een
A
Stereotype beeld
B
Vooroordeel
C
Vorm van indoctrinatie
D
Vorm van manipulatie

Slide 34 - Quizvraag

Gegevens bewust verdraaien noem je
A
Indoctrinatie
B
Manipulatie
C
Dilemma
D
Selectieve perceptie

Slide 35 - Quizvraag

Als feiten met opzet worden weggelaten of veranderd, noemen we dat ...
A
Beeldvorming
B
Persvrijheid
C
Manipulatie
D
Privacy

Slide 36 - Quizvraag

Noord-Koreanen horen steeds maar weer over 'hun geweldige leider' en dat de VS de vijand is. Welk begrip past hier het best bij?
A
Manipulatie
B
Selectieve waarneming
C
Beeldvorming
D
Indoctrinatie

Slide 37 - Quizvraag

Kun je meningen gebruiken in een objectief artikel?
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quizvraag

journalisten kunnen nooit helemaal objectief zijn maar proberen zo neutraal mogelijk te zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quizvraag

De gebarentolk Irma communiceert via...
A
Non-verbale, eenzijdige en persoonlijke communicatie
B
Verbale, tweezijdige massamedia
C
Non-verbale, tweezijdige massamedia
D
Non-verbale, eenzijdige massamedia

Slide 40 - Quizvraag

We hebben het deze les gehad over:
De informatie samenleving
Kritisch beoordelen van informatie
Feiten en meningen
Communicatiemodel

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide