Grammatica tot nu toe leerjaar 1
1 / 12
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Hoe heb jij dit probleem opgelost?
Hoe heb jij dit probleem opgelost?
A
Hoe
B
heb
C
jij
D
heb opgelost
Slide 2 - Quizvraag
Verdeel de onderstaande zin in zinsdelen:
Hoe heb jij dit probleem opgelost?
Hoe heb jij dit probleem opgelost?
Slide 3 - Open vraag
Wat is het onderwerp van de zin:
Hoe heb jij dit probleem opgelost?
Hoe heb jij dit probleem opgelost?
Slide 4 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Hoe heb jij dit probleem opgelost?
Hoe heb jij dit probleem opgelost?
A
Hoe
B
heb
C
opgelost
D
heb opgelost
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Alex heeft een bos bloemen gekocht.
Alex heeft een bos bloemen gekocht.
A
Alex
B
heeft
C
een bos bloemen
D
gekocht
Slide 6 - Quizvraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen:
Alex heeft een bos bloemen gekocht.
Alex heeft een bos bloemen gekocht.
Slide 7 - Open vraag
Wat is het onderwerp van de zin:
Alex heeft een bos bloemen gekocht
Alex heeft een bos bloemen gekocht
Slide 8 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Alex heeft een bos bloemen gekocht.
Alex heeft een bos bloemen gekocht.
A
heeft
B
een bos bloemen
C
gekocht
D
heeft gekocht
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Benoem de woorden in de volgende zin:
Klaas heeft een reis naar Mexico geboekt.
Klaas heeft een reis naar Mexico geboekt.
Slide 11 - Open vraag
Geef een voorbeeld van bepaald lidwoord:
