Geest - les 1


Nederlands
    Fictie
Toegepast op Geest
Les 1

VG2 - P2 - 2021-2022
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Nederlands
    Fictie
Toegepast op Geest
Les 1

VG2 - P2 - 2021-2022

Slide 1 - Tekstslide

De planning

4 lessen: voorbereiden op de toets
- praten over het boek
- fictie-theorie leren en toepassen op het boek
- recensies en verslagen lezen over het boek en bespreken

geen d-toets!
ma 4 april: e-toets in Test Correct

Slide 2 - Tekstslide

We beginnen met ...
... een recensie over Geest.

Opdracht: 
Lees de recensie en geef antwoord op onderstaande vragen:

  1. Wat is feitelijke informatie?
  2. Wat is de mening van degene die de recensie heeft geschreven?
  3. Met welke argumenten wordt deze mening onderbouwd?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Hoe gaan we te werk?
  1. Je krijgt uitleg over een aantal literaire begrippen.
  2. Daarna volgt een aantal vragen over deze begrippen, toegepast op Geest.
  3. Je beantwoordt deze vragen zo uitgebreid mogelijk m.b.v. de theorie. 

Op deze manier bereid jij je voor op de toets en maak maak jij je eigen leerstof!




Slide 5 - Tekstslide

Aan het eind van deze les ...
... ken je een aantal literaire begrippen die gaan over: 

  • (non-)fictie en (niet-)realistisch
  • personages 
  • genres

... heb je deze begrippen toegepast op Geest.

Slide 6 - Tekstslide

Fictie en non-fictie

Fictie Verzonnen beelden en/of teksten 
over mensen en gebeurtenissen die 
niet echt bestaan. 

Non-fictie Niet verzonnen teksten en/of beelden 
over de werkelijkheid, met feiten over echte mensen 
en gebeurtenissen.

Slide 7 - Tekstslide

Realistisch en niet-realistisch
Realistisch verhaal Een verzonnen verhaal dat lijkt op de 
werkelijkheid, dat in de werkelijkheid zou kunnen gebeuren, 
maar niet echt heeft plaatsgevonden.

Niet-realistisch verhaal Verhalen waarin 
dingen gebeuren die in werkelijkheid 
niet echt kunnen gebeuren of 
ongeloofwaardig zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Realistisch en niet-realistisch
Realismelijn

Een verhaal kun je ergens plaatsen op de realismelijn.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Genres

Slide 11 - Tekstslide

Genres
Genres Een boek kun je indelen bij een genre. Genre = verhaalsoort. Een boek kan tot meerdere genres behoren.

Genre bepalen Het genre bepaal je door te kijken welke onderwerpen/thema's het belangrijkste zijn in een verhaal.

Op de volgende slides worden verschillende genres toegelicht.

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdpersoon

Een hoofdpersoon herken je aan de volgende dingen:


  • wordt uitgebreid beschreven
  • het grootste deel 'beleef' je vanuit de ogen van dit personage
  • het doel van het boek is het oplossen van een groot 
       probleem of een belangrijke opdracht van dit personage

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Medespelers en figuranten
Bijfiguren kun je onderverdelen in medespelers en figuranten.

Medespelers
Medespelers spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.
Figuranten 
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.
.

Slide 15 - Tekstslide


Helpers


helpt de hoofdpersoon het probleem op te lossen.



Tegenstanders


maakt het de hoofdpersoon moeilijk

Medespelers kunnen helpers of tegenstanders zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Enkele karaktereigenschappen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Ontwikkeling personages

Ontwikkeling In een verhaal maken personages een ontwikkeling door. Ze worden ouder, volwassen. Ze veranderen van karakter, van gedrag. Ze komen tot inzichten, verwerken wat ze hebben meegemaakt.

Ze kunnen ook van rol wisselen: van helper naar tegenstander of andersom. 



Slide 20 - Tekstslide

Personages leren kennen
Je kunt personen op verschillende manieren leren kennen. Direct of indirect.

Direct De informatie over de personages wordt letterlijk in de tekst verwerkt.

Indirect Je moet de informatie zelf afleiden uit wat personages doen, zeggen, denken of uit wat anderen over hem zeggen of denken.

Slide 21 - Tekstslide

Direct
"Stephanie is een lange, mooie vrouw met verbazingwekkende artistieke capaciteiten."

De schrijver vertelt expliciet (duidelijk, nadrukkelijk) dat Stephanie een lange, mooie vrouw is. 

Slide 22 - Tekstslide

Indirect
"Ik keek naar Aaron terwijl zijn gezicht wit werd en zijn handen trilden terwijl ze over de telefoon hingen."

De lezer neemt aan dat Aaron boos is omdat zijn gezicht wit werd en zijn handen trilden. Wanneer de lezer informatie afleidt uit hij/zij leest, is dit een indirecte karakterisering.

Slide 23 - Tekstslide

Indirect
"Hé Sarah, bedankt dat je mij die outfit hebt gegeven, het moet duur zijn geweest."

Er wordt niets over Sarah gezegd. In plaats daarvan leidt de lezer informatie af ut de dialoog. Dat haar vriendin haar bedankt, suggereert dat ze een goede vriendin is. Dat haar vriendin zegt dat het duur moet zijn geweest, zou kunnen zeggen dat Sarah geld heeft, of erg gul is.

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Log in bij LU - Geest les 1

Beantwoord de vragen op de onderstaande slides.

Slide 25 - Tekstslide

Is Geest fictie of non-fictie?
Leg je antwoord uit m.b.v. de theorie.

Slide 26 - Open vraag

Is Geest realistisch of niet-realistisch?
Leg je antwoord uit m.b.v. de theorie.

Slide 27 - Open vraag

Tot welke genre(s) behoort Geest? Leg je antwoord uit m.b.v. de theorie.

Slide 28 - Open vraag

Wie is de hoofdpersoon in Geest?
Leg je antwoord uit m.b.v. de theorie.

Slide 29 - Open vraag

Omschrijf de hoofdpersoon zo uitgebreid mogelijk. Beschrijf het uiterlijk, karaktereigenschappen en andere kenmerken.
Maak gebruik van de theorie.

Slide 30 - Open vraag

Wij zijn de belangrijkste bijpersonen in Geest? Zijn dit helpers of tegenstanders?
Maak gebruik van de theorie.

Slide 31 - Open vraag

Zijn er bijfiguren/medespelers die wisselen van rol in Geest? Zo ja, wie en op welke manier verandert hij/zij?

Slide 32 - Open vraag

Welke personages leer je direct kennen? Leg je antwoord uit m.b.v. de theorie.

Slide 33 - Open vraag

Welke personages leer je indirect kennen? Leg je antwoord uit m.b.v. de theorie.

Slide 34 - Open vraag

Welke relaties bestaan er tussen de personages? Leg je antwoord uit m.b.v. de theorie.

Slide 35 - Open vraag

Einde van de les!

Slide 36 - Tekstslide