1K unité 3

Herhaling werkwoorden op er
Als je werkwoorden in een zin zet, moet je ze net als in het Nederlands vervoegen. (lopen --> ik loop, hij loopt etc) 
1. Je maakt eerst de stam door -er weg te halen
travailler = werken, de stam hiervan is travaill
2. Elke persoon (ik, jij, hij, etc.) krijgt een eigen uitgang 
Een uitgang bestaat uit 1 of meerdere letters
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling werkwoorden op er
Als je werkwoorden in een zin zet, moet je ze net als in het Nederlands vervoegen. (lopen --> ik loop, hij loopt etc) 
1. Je maakt eerst de stam door -er weg te halen
travailler = werken, de stam hiervan is travaill
2. Elke persoon (ik, jij, hij, etc.) krijgt een eigen uitgang 
Een uitgang bestaat uit 1 of meerdere letters

Slide 1 - Tekstslide

Personen en hun uitgangen
NL
FA
UITGANG
ik
je
e
jij
tu
es
hij/zij/men
il/elle/on
e
wij
nous
ons
jullie/u
vous
ez
zij
ils/elles
ent

Slide 2 - Tekstslide

Hoe maak je de stam van werkwoorden op -er
A
je laat het werkwoord staan
B
je haalt -er van het werkwoord af
C
je voegt -er aan het werkwoord toe
D
Je zet -er voor het werkwoord

Slide 3 - Quizvraag

Achter de stam horen uitgangen
Welke uitgang hoort bij ik (je)
A
es
B
ons
C
ent
D
e

Slide 4 - Quizvraag

Welke uitgang hoort bij jij (tu)
A
es
B
e
C
ons
D
ez

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitgang hoort bij
hij (il), zij (elle), men (on)
A
e
B
ez
C
ons
D
es

Slide 6 - Quizvraag

Welke uitgang hoort bij wij (nous)
A
e
B
es
C
ons
D
ent

Slide 7 - Quizvraag

Welke uitgang hoort bij jullie/u (vous)
A
ons
B
ent
C
e
D
ez

Slide 8 - Quizvraag

Welke uitgang hoort bij zij (ils/elles)
A
e
B
es
C
ont
D
ent

Slide 9 - Quizvraag

JE
TU
IL/ELLE/ON
NOUS
VOUS
ILS/ELLES
E
E
ES
ONS
EZ
ENT

Slide 10 - Sleepvraag

Vul aan:
je = stam +

Slide 11 - Open vraag

Vul aan:
tu = stam +

Slide 12 - Open vraag

Vul aan:
il/elle/on = stam +

Slide 13 - Open vraag

Vul aan:
nous = stam +

Slide 14 - Open vraag

Vul aan:
vous = stam +

Slide 15 - Open vraag

Vul aan:
ils/elles = stam +

Slide 16 - Open vraag

Zoek de fout
A
je parle
B
tu parles
C
il parles
D
nous parlons

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de stam van parler?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de stam van habiter?

Slide 19 - Open vraag

Maak nu zelf:
Je (parler)

Slide 20 - Open vraag

Maak nu zelf:
tu (parler)

Slide 21 - Open vraag

Maak nu zelf:
il (parler)

Slide 22 - Open vraag

Maak nu zelf:
nous (parler)

Slide 23 - Open vraag

Maak nu zelf:
vous (parler)

Slide 24 - Open vraag

Maak nu zelf:
elles (parler)

Slide 25 - Open vraag