Klas 1G, Nieuw Nederlands, Hoofdstuk 1, fictie

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf fictie
Klas: 1hv
Docent: Puck Stimm
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf fictie
Klas: 1hv
Docent: Puck Stimm

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wat onder fictie wordt verstaan.
  • Je weet wat een hoofdpersoon is.
  • Je kent het verschil tussen realistische en niet realistische fictie.
  • Je weet wat bedoeld wordt met inleven.
  • Je kan verschillende genres benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Noem je 3 favoriete boeken

Slide 3 - Woordweb

Fictie: Verzonnen verhalen

Realistische fictie:
  • Spijt
  • Achtste groepers huilen niet

Niet realistische fictie:
  • Harry Potter
  • Donald Duck
  • Sprookjes


Non fictie: Teksten met informatie

  • Je lesboeken van school
  • Nieuwsberichten
  • Kookboeken
  • Autobiografie
  • Documentaire

Slide 4 - Tekstslide

fictie
non-fictie

Slide 5 - Sleepvraag

Non-fictie
Realistische fictie
Niet-realistische fictie

Slide 6 - Sleepvraag

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 1, paragraaf fictie (blz. 204):
Opdracht 1 + 2

  • Boek lezen

Slide 7 - Tekstslide

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf fictie
Klas: 1GA1
Docent: Nick Stoof

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat onder fictie wordt verstaan.
  • Je weet wat een hoofdpersoon is.
  • Je kent het verschil tussen realistische en niet realistische fictie.
  • Je weet wat bedoeld wordt met inleven.
  • Je kan verschillende genres benoemen.

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer is een personage in een boek volgens jou een hoofdpersoon?

Slide 10 - Woordweb

Hoofdpersoon
De persoon in het verhaal over wie het hele boek gaat. Je kunt lezen wat dit personage denkt, voelt en doet.

Slide 11 - Tekstslide

Inleven
Je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand anders zich voelt.

Slide 12 - Tekstslide

Vind je het belangrijk dat je je kan inleven in een hoofdpersoon? Leg uit.

Slide 13 - Woordweb

In welk personage van het verhaal 'De bliksemdief' kon je je het beste inleven?
Percy
Nancy
Grover

Slide 14 - Poll

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 1, paragraaf fictie (blz. 206):
Opdracht 3

  • Lezen uit je leesboek

Slide 15 - Tekstslide

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf fictie

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wat onder fictie wordt verstaan.
  • Je weet wat een hoofdpersoon is.
  • Je kent het verschil tussen realistische en niet realistische fictie.
  • Je weet wat bedoeld wordt met inleven.
  • Je kan verschillende genres benoemen. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een genre?
A
een ingewikkeld boek
B
een Franse snack
C
champagne
D
verhaalsoort

Slide 18 - Quizvraag

Welke genres ken je allemaal?
Voorbeeld: Avontuur

Slide 19 - Open vraag

Welk boek zou bij welk genre horen, denk je?

Slide 20 - Sleepvraag

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 1, paragraaf fictie (blz. 207):
Opdracht 4

  • Lezen uit je boek

Slide 21 - Tekstslide

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf fictie

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wat onder fictie wordt verstaan.
  • Je weet wat een hoofdpersoon is.
  • Je kent het verschil tussen realistische en niet realistische fictie.
  • Je weet wat bedoeld wordt met inleven.
  • Je kan verschillende genres benoemen. 

Slide 23 - Tekstslide

soort verhaal, bijv. een griezelverhaal of verhaal over geschiedenis.
je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand anders zich voelt
de personen in een verhaal maken dingen mee die in het echt ook kunnen gebeuren
Realistisch
Inleven
Genre

Slide 24 - Sleepvraag

Welk van de behandelde boeken uit deze paragraaf zou je het liefst willen lezen?
De bliksemdief
Wonder

Slide 25 - Poll

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 1, paragraaf fictie (blz. 64):
Opdracht 

Slide 26 - Tekstslide