Les 1: Democratie

Thema 4 Politiek 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 Politiek 

Slide 1 - Tekstslide

Welke dingen hebben volgens jullie
met politiek te maken?

Slide 2 - Tekstslide

Welke dingen hebben volgens jullie
met politiek te maken?
  • Bordje stemlokaal
  • Flyers politieke partijen
  • Geert Wilders van de politieke partij PVV
  • Journalist die verslag doet over de politiek
  • Posters politieke partijen
  • Actievoerende mensen
  • Het binnenhof in Den Haag
  • De gouden koets van de Koning
  • Mensen die flyers uitdelen
  • Vliegtuig met tekst: Stem op D66

Slide 3 - Tekstslide

Les 1 Democratie

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
In deze les leer je:

  • wat met politiek wordt bedoeld;
  • dat je in Nederland inspraak kunt hebben;
  • wat een democratie is.

Slide 5 - Tekstslide

Lezen
Politiek
bladzijde 102

Slide 6 - Tekstslide

Maken
Opdracht 1 
bladzijde 102, 103 & 104

Slide 7 - Tekstslide

Lezen
Democratie
bladzijde 104

Slide 8 - Tekstslide

Maken
Opdracht 2 en 3
bladzijde 105, 106 & 107


Slide 9 - Tekstslide

Afsluiting


Pak je telefoon.

Slide 10 - Tekstslide

2

Slide 11 - Video

01:22
Wat doet Michael?
A
Werkt op school uit een boek?
B
Is aan het winkelen in de stad.
C
Loopt stage in het restaurant.

Slide 12 - Quizvraag

01:23
Wat is staglopen?
A
Kijken hoe een bedrijf eruit ziet.
B
Leren werken in een bedrijf.
C
Op bezoek gaan naar een bedrijf.

Slide 13 - Quizvraag

2

Slide 14 - Video

07:39
Wat vindt school belangrijk voor Achmed?
A
Meer praten met anderen.
B
Op tijd opstaan.
C
Er verzorgd uitzien.

Slide 15 - Quizvraag

08:18
Wat denkt je wat Ahmed zal
gaan leren tijdens zijn stage?

Slide 16 - Woordweb

Wat is een werknemer?
A
Iemand die bij een bedrijf of organisatie werkt.
B
Iemand die de baas is van een bedrijf.
C
Iemand die geen werk kan vinden.

Slide 17 - Quizvraag

Het bedrijf of de organisatie waarvoor je werkt noem jij je ________
A
werkgever
B
werknemer

Slide 18 - Quizvraag

Sylvia werkt al drie jaar in het bedrijf van Tanja. Tanja is haar baas.
Tanja is de ________ van Sylvia.
A
werkgever
B
werknemer

Slide 19 - Quizvraag

Er zijn in de horeca te weinig ________ .
A
werkgevers
B
werknemers

Slide 20 - Quizvraag

Wat vindt deze jongen
belangrijk aan werken?
A
Dat hij het leuk vindt.
B
Dat hij vaste werktijden heeft.
C
Dat hij veel geld verdient.

Slide 21 - Quizvraag

Over welk soort werk gaat de tekst?
A
huiswerk maken
B
stage lopen
C
werken tegen betaling

Slide 22 - Quizvraag

Waar
Niet waar
Je doet tijdens een stage praktijkervaring op.
Je leert tijdens een stage hoe het is om bij een bedrijf te werken.
Je mag pas stage lopen als jij je opleiding hebt afgerond.

Slide 23 - Sleepvraag