K1 les 21 en 22 (persoonsvorm/meervoudsvormen)

Planning
Uitleg over 'persoonsvorm schrijven' (les 21)
Uitleg over 'meervoudsvormen' (les 22)
Aan het werk!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Planning
Uitleg over 'persoonsvorm schrijven' (les 21)
Uitleg over 'meervoudsvormen' (les 22)
Aan het werk!

Slide 1 - Tekstslide

Les 21: persoonsvorm 

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
Der persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
Je vindt 'm door de zin in een vraagzin te zetten. 

Slide 3 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een persoon, dier of ding.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm uit de zin: Nina en Sanne lopen op straat.

Slide 5 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm uit de zin: Vaak gamet Dylan met zijn vrienden.

Slide 6 - Open vraag

Persoonsvorm schrijven
Je weet hoe je de persoonsvorm kunt vinden. Maar hoe schrijf je het op de juiste manier?
  • Ik-vorm = 'stam' 
  • jij = stam + t
  • hij/zij/het/u = stam + t
  • wij/jullie/zij = hele werkwoord 



Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm schrijven
Voorbeeld: 
  • Ik                          loop 
  • jij                          loopt
  • hij/zij/het/u     loopt
  • wij/jullie/zij      lopen



Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm schrijven
Voorbeeld: 
  • Ik                          word 
  • jij                          wordt
  • hij/zij/het/u     wordt
  • wij/jullie/zij      worden



Slide 9 - Tekstslide

'Ik... (sporten) wekelijks.' Typ de juiste vorm van het woord 'sporten'.

Slide 10 - Open vraag

'De meester... (doen) dat heel handig.' Typ de juiste vorm van het woord 'doen'.

Slide 11 - Open vraag

'Owen ... (vermoeden) dat hij een goed cijfer gaat halen.' Typ de juiste vorm van het woord 'vermoeden'.

Slide 12 - Open vraag

'Syl... (worden) dit weekend 13 jaar.' Typ de juiste vorm van het woord 'worden'.

Slide 13 - Open vraag

Les 22: meervoudsvormen

Slide 14 - Tekstslide

Meervoudsvormen
Veel zelfstandige naamwoorden schrijf je in meervoud met –n of –en: 
 - kast - kasten / hond - honden

Bij woorden die eindigen op een korte klank (a, o, i, u, e) verdubbelt de laatste letter:   - lus - lussen / tik - tikken

Bij woorden die eindigen op een lange klank (aa, uu, oo, ee) gaat er een klinker af:  - taal - talen / riool - riolen

Slide 15 - Tekstslide

Meervoudsvormen
LET OP: 

Woorden die eindigen op –f                    Meervoud v
Druif - druiven / bedrijf - bedrijven
Woorden die eindigen op –s                   Meervoud z
Huis - huizen / laars - laarzen

Uitzonderingen: mensen, wensen & kaarsen


Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'viool'?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het meervoud van 'sok'?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het meervoud van 'duif'?

Slide 19 - Open vraag

Aan het werk!
Maken: oefenblad van les 21 of 22 (zie SOM)
Je kunt 'm printen of je antwoorden in Word typen.
Stuur mij het resultaat! (Word-document of foto)

Slide 20 - Tekstslide