1(mavo) H1 paragraaf 1.2 Bronnen

Planning:
  • Introductie
  • Uitleg paragraaf 2: bronnen blz.10/11
  • maken opdracht 1 t/m 9b paragraaf 1 blz. 9/10/11/12
  • Nabespreken paragraaf 2
  • afsluiting
Aan het einde van de les kan/weet je:
  • Uitleggen wat een bron is
  • Het verschil uitleggen tussen een geschreven en ongeschreven bron 
  • Het verschil uitleggen tussen directe en indirecte bronnen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning:
  • Introductie
  • Uitleg paragraaf 2: bronnen blz.10/11
  • maken opdracht 1 t/m 9b paragraaf 1 blz. 9/10/11/12
  • Nabespreken paragraaf 2
  • afsluiting
Aan het einde van de les kan/weet je:
  • Uitleggen wat een bron is
  • Het verschil uitleggen tussen een geschreven en ongeschreven bron 
  • Het verschil uitleggen tussen directe en indirecte bronnen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

aantekeningen

Slide 3 - Tekstslide

Bronnen
  • Geschreven bronnen 

  • Ongeschreven bronnen

Slide 4 - Tekstslide

Ongeschreven bronnen
  • Grotschilderingen
  • Speerpunten
  • Bodemlagen
  • Graven
  • Munten

Slide 5 - Tekstslide

Bronnen
  • Prehistorie: Periode van ongeschreven bronnen

  • Historie: Periode waarin er ook geschreven bronnen zijn 

Slide 6 - Tekstslide

Prehistorie
  • Historie = geschreven geschiedenis

  • Pre = voor

  • Tijd vóór dat mensen konden schrijven 

Slide 7 - Tekstslide

Prehistorie
  • De prehistorie eindigt niet overal ter wereld op hetzelfde moment!

  • Als een volk een schrift ontwikkelt dan begint voor dat volk de historie en eindigt de prehistorie

Slide 8 - Tekstslide

Geschreven bronnen
  • Boeken
  • Brieven
  • Rekeningen

Slide 9 - Tekstslide

Bronnen
  • Directe bronnen 

  • Indirecte bronnen

Slide 10 - Tekstslide

Directe bronnen (1)

  • Zijn in de tijd waarover ze gaan gemaakt

  • Zijn meestal gemaakt door iemand die bij de gebeurtenis aanwezig was, maar dat hoeft niet altijd.

Slide 11 - Tekstslide

Directe bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker leefde in die tijd... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand zijn mening misschien wel wil geven of niet alle informatie heeft.

Slide 12 - Tekstslide

Directe bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Dagboek van Anne Frank
  • Egyptisch Dodenboek
  • Egyptische mummie
  • Filmbeelden van de moord op president Kennedy
  • Spotprent

Slide 13 - Tekstslide

Indirecte bronnen (1)

  • Zijn gemaakt door iemand die er niet zelf bij was, bijvoorbeeld omdat hij later leefde óf omdat hij ergens anders woonde.

  • Heeft de informatie gekregen via andere (geschreven of ongeschreven) bronnen

Slide 14 - Tekstslide

Indirecte bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker misschien zijn informatie uit veel bronnen heeft kunnen halen... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet bij de gebeurtenis aanwezig was.

Slide 15 - Tekstslide

Indirecte bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Jouw geschiedenisboek
  • Een artikel over Anne Frank op Wikipedia
  • Een documentaire over de ontdekking van het graf van Toetanchamon

Slide 16 - Tekstslide

zelfstandig werken en fluisteren
timer
5:00
Lezen paragraaf 2 blz. 10/11 bronnen

Eerder klaar dan het belletje?
Ga aan de slag met op de opdracht 1 t/m 9b paragraaf 2 H1
gebruik hierbij:
leerboek blz.10/11
werkboek blz. 9/10/11/12
je mag zelf kiezen welke opdracht je als eerste doet. 

Slide 17 - Tekstslide

zelfstandig werken en praten
timer
5:00
Lezen paragraaf 2 blz. 10/11 bronnen

Eerder klaar dan het belletje?
Ga aan de slag met op de opdracht 1 t/m 9b paragraaf 2 H1
gebruik hierbij:
leerboek blz.10/11
werkboek blz. 9/10/11/12
je mag zelf kiezen welke opdracht je als eerste doet. 

Slide 18 - Tekstslide

zelfstandig werken in stilte
timer
5:00
Lezen paragraaf 2 blz. 10/11 bronnen

Eerder klaar dan het belletje?
Ga aan de slag met op de opdracht 1 t/m 9b paragraaf 2 H1
gebruik hierbij:
leerboek blz.10/11
werkboek blz. 9/10/11/12
je mag zelf kiezen welke opdracht je als eerste doet. 

Slide 19 - Tekstslide

herhalen/nabespreken

Slide 20 - Tekstslide

Welke zin is niet juist?
A
De prehistorie is de periode waarover we alleen ongeschreven bronnen hebben.
B
De steentijd is de periode van de jager-verzamelaars.
C
In de steentijd bouwde men de eerste huizen van steen.
D
Al in de steentijd waren er contacten tussen de verschillende jager-verzamelaars.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een directe bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 22 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 23 - Quizvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
Direct
B
indirect

Slide 24 - Quizvraag

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 25 - Sleepvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
directe
B
indirecte

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een bron?
A
alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden.
B
het verleden
C
alles waar je iets te weten kunt komen door het heden.
D
een prehistorische pot

Slide 27 - Quizvraag