5H 11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid
Deze les:
- Bloedvaten (11.2)
- Bloeddrukmeting
- Bloeddruk, bloedvolume en stroomsnelheid


1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid
Deze les:
- Bloedvaten (11.2)
- Bloeddrukmeting
- Bloeddruk, bloedvolume en stroomsnelheid


Slide 1 - Tekstslide

In tweetallen


Een suikermolecuul komt in je darmen in het bloed en wordt in je nieren verbruikt. Noem alle bloedvaten en onderdelen van het hart die het molecuul passeert. Schrijf op in een lijst onder elkaar, maak gebruik van BINAS tabel 84A.

Bij nakijken: Maximaal 3p, -1p voor elke fout. 
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Antwoord
(haarvaten in de darmen) - poortader - haarvaten in de lever - leverader - onderste holle ader - rechterboezem - rechterkamer - longslagader - haarvaten in de longen - longader - linkerboezem - linkerkamer - aorta - nierslagader - (nierhaarvaten).

Slide 3 - Tekstslide

Bloedvaten
1. Maak een tabel in je schrift met drie kolommen: 
- Slagaders
- Aders
- Haarvaten
2. Bekijk het filmpje over de bloedvaten in de volgende slide
3. Schrijf de kenmerken in de juiste kolom
4. Lees blz. 95 - 97 "Bouw bloedvaten" en bestudeer bron 5 en BINAS 84C2
5. Vul de tabel aan. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slagaders
Je hart pompt je bloed in de slagaders
De slagaders vertakken richting de verschillende organen. 
De slagader is bijna altijd genoemd naar het orgaan waar hij naartoe stroomt.
Bloed in slagaders stroomt altijd van het hart af.

Slide 6 - Tekstslide

Slagaders - bouw
De wand van de slagader is dik, gespierd en elastisch.
Hierdoor kunnen ze de bloeddruk waarmee het hart het bloed er in pompt weerstaan.
Als het hart het bloed er in perst zet de wand uit, daarna veert hij weer terug: je kunt de hartslag dus voelen. Vandaar de naam slagaders.
Slagaders liggen dieper in het lichaam beschermd.

Slide 7 - Tekstslide

Slagaders - bouw
Dekweefsel, elastisch bindweefsel, glad spierweefsel, bindweefsel.
Het dekweefsel is glad zodat het bloed weinig weerstand heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Haarvaten
Ín de organen zitten de kleinste vertakkingen: de haarvaten. De wand van een haarvat is 1 cellaag dik.
In de haarvaten (dus in de organen) vindt de uitwisseling van stoffen plaats. Dit kan door die dunne wand van het haarvat.
De bloeddruk in een haarvat is laag.

Slide 9 - Tekstslide

Haarvaten - bouw
Alleen dekweefsel, één cellaag dik.
Daar kunnen de stoffen dus makkelijk door de bloedvatwand richting 
de weefselcellen.

Slide 10 - Tekstslide

Aders
Na de haarvaten verzamelt het bloed zich weer in aders. Bloed in de aders stroomt altijd naar het hart toe.
De bloeddruk in een ader is laag.
De ader is bijna altijd genoemd naar het orgaan waar hij vandaan komt.

Slide 11 - Tekstslide

Aders - bouw
Dekweefsel, glad spierweefsel, bindweefsel.
Het dekweefsel is glad zodat het bloed weinig weerstand heeft.

Slide 12 - Tekstslide

Aders - bouw
De wand van aders is dunner, minder elastisch en minder gespierd dan die van slagaders.
Aders liggen meer aan de oppervlakte.
In aders zitten kleppen om terugstromen van het bloed te voorkomen (zwaartekracht).

Slide 13 - Tekstslide

Spierpomp
Naast de kleppen in de aders zorgen de skeletspieren (spannen en ontspannen) ervoor dat het bloed in de aders de goede kant op stroomt.

Slide 14 - Tekstslide

Bloeddruk - andere bloedvaten

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

De druk in de manchet is nu hoger dan die in de slagader

Slide 18 - Tekstslide

De druk in de manchet is nu ietsje lager dan de systolische druk waardoor deze zich er doorheen kan persen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Bloeddruk - hart

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Bloeddruk - andere bloedvaten

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Bloeddruk is de druk op de vaatwanden en ontstaat door samentrekken van hartkamers
1
2
3
4
Noteer de nummers en zet erachter of de bloeddruk hoog of laag is

Slide 26 - Tekstslide

BINAS 84E: Neemt de doorsnede-oppervlak van de bloedvaten toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?

Slide 27 - Open vraag

BINAS 84E: Neemt de stroomsnelheid van het bloed toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?

Slide 28 - Open vraag

BINAS 84E: Neemt de bloeddruk van het bloed toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?

Slide 29 - Open vraag

Variatie in bloeddruk en stroomsnelheid

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Bloeddruk verschilt per persoon

Slide 33 - Tekstslide

Je bloeddruk wordt ook beïnvloed door bv stress of activiteit. Hoe gaat daardoor de bloeddruk omhoog?
A
De spieren rondom de slagaders trekken samen
B
Het hart gaat meer druk zetten
C
De spieren rondom de slagaders ontspannen
D
Het bloedvolume wordt meer

Slide 34 - Quizvraag

Wanneer je last hebt van een lage bloeddruk, val je sneller flauw. Hoe komt dat?

Slide 35 - Open vraag

De druk in de rechter tuinslang is hoog, net als in de slagaders. Die van de linker tuinslang is laag, net als in de aders. De waterstroom in de linker slang lijkt meer op de bloedstroom dan bij de rechterslang. Leg dat uit.

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Opdrachten
27 t/m 44


timer
30:00

Slide 42 - Tekstslide