Toets hoofdstuk 7 Materie

In de natuur komen vrijwel geen zuivere stoffen voor, maar er zijn uitzonderingen.
Welke stof komt wel als zuivere stof in de natuur voor?
(3p)
A
aluminium
B
diamant
C
koper
D
zilver
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
Nask1Voortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

In de natuur komen vrijwel geen zuivere stoffen voor, maar er zijn uitzonderingen.
Welke stof komt wel als zuivere stof in de natuur voor?
(3p)
A
aluminium
B
diamant
C
koper
D
zilver

Slide 1 - Quizvraag

Welke bewering is waar? (3p)
A
Als een zuivere stof smelt, veranderen de moleculen.
B
Een zuivere stof kan gescheiden worden.
C
Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen.
D
In een zuivere stof zitten verschillende soorten moleculen.

Slide 2 - Quizvraag

In figuur 1 zie je een voorstelling van een bepaalde stof met behulp van het deeltjesmodel.
In welke fase is deze stof?
(3p)
A
de gasfase
B
de vaste fase
C
de vloeibare fase

Slide 3 - Quizvraag

In een fietsband heeft de lucht een hogere druk dan erbuiten.
Waardoor ontstaat de druk in die band?
(3p)
A
Doordat de band de moleculen op vaste plaatsen houdt.
B
Doordat de ruimte tussen de moleculen niet verder ingedrukt kan worden.
C
Doordat er geen plaats meer is voor nog meer moleculen.
D
Doordat er voortdurend moleculen tegen de binnenkant van de band aan botsen.

Slide 4 - Quizvraag

Het stolpunt van kwik is –39 graden Celsius.
Wat is het stolpunt van kwik in Kelvin?
(3p)
A
–234 K
B
–312 K
C
234 K
D
312 K

Slide 5 - Quizvraag

Er zijn verschillende methoden om een mengsel te scheiden.
Hoe heet de methode waarbij je met een brander een opgeloste stof scheidt van een vloeistof?
(3p)
A
absorberen
B
extraheren
C
filtreren
D
indampen

Slide 6 - Quizvraag

Je voegt ruim water toe aan een mengsel van suiker en zout. Je schudt het mengsel langdurig en giet het daarna in een filter.
Wat blijft in het filter achter?
(3p)
A
niets
B
suiker
C
zout
D
zowel suiker als zout

Slide 7 - Quizvraag

De formule van water is:
Hoeveel atomen waterstof (H) en zuurstof (O) zitten er in één watermolecuul?
(3p)

H2O
A
1 waterstof 1 zuurstof
B
1 waterstof 2 zuurstof
C
2 waterstof 1 zuurstof
D
2 waterstof 2 zuurstof

Slide 8 - Quizvraag

Welke bewering over elementen is waar?
(3p)
A
Bij het ontleden van stoffen worden elementen kapotgemaakt.
B
Een element is hetzelfde als een atoom.
C
Elementen kunnen nog verder worden ontleed.
D
Er bestaan iets meer dan honderd elementen.

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee stoffen zijn elementen?
(3p)
A
jood en zuurstof
B
jood en water
C
suiker en water
D
zout en zuurstof

Slide 10 - Quizvraag

Bij een practicum onderzoeken Daan en Sophie hoe ze een mengsel van zand en water kunnen scheiden. Sophie zegt: ‘Eigenlijk zijn we nu bezig moleculen te sorteren.’
Heeft Sophie gelijk? Leg je antwoord uit. (3p)

Slide 11 - Open vraag

Bij een practicum onderzoeken Daan en Sophie hoe ze een mengsel van zand en water kunnen scheiden.
Beschrijf stapsgewijs welke handelingen je moet verrichten om een mengsel van zand en water te scheiden. (4p)
(tip: maak een tekening)

Slide 12 - Open vraag

Je verwarmt een ijzeren staaf. Die wordt daardoor een klein beetje langer.
Verklaar het langer worden van de staaf met behulp van het deeltjesmodel.
(3p)

Slide 13 - Open vraag

Als je de uitgang van een fietspomp afsluit, kun je de pomp nog een heel eind indrukken. Maar je kunt hem niet helemaal naar beneden krijgen.
Leg met behulp van het deeltjesmodel uit hoe dit komt.
(5p)

Slide 14 - Open vraag

Op een zonnige dag gaan Isa en Liam zwemmen in een recreatieplas. Als ze aan het eind van de middag weer bij hun fietsen komen, zijn de banden van Liam allebei geknapt. Isa zegt: ‘We hadden wat lucht uit de banden moeten laten lopen.’
Heeft Isa gelijk? Leg je antwoord uit met behulp van het deeltjesmodel.
(5p)

Slide 15 - Open vraag

Je kunt de temperatuur meten in graden Celsius of in kelvin.
Neem de tabel over in je schrift en reken op. Maak een foto en upload de foto als antwoord op deze vraag.

Slide 16 - Open vraag

Zowel de natuurkunde als de scheikunde bestuderen wat er met stoffen kan gebeuren.
Leg uit dat het smelten van ijs door de natuurkunde wordt bestudeerd.
(3p)

Slide 17 - Open vraag

Zowel de natuurkunde als de scheikunde bestuderen wat er met stoffen kan gebeuren.
Leg uit dat het verbranden van papier door de scheikunde wordt bestudeerd.
(3p)

Slide 18 - Open vraag

In figuur 2 zie je een model van een molecuul.
Beantwoord de volgende vragen over deze figuur.
a. Uit hoeveel verschillende soorten atomen bestaat dit molecuul? (1p)
b. Hoeveel atomen zitten er in totaal in dit molecuul? (1p)

Slide 19 - Open vraag

Een chlooratoom heeft 17 protonen en 18 neutronen.
a. Wat is het atoomnummer van dit atoom? (1p)
b. Wat is het massagetal van dit atoom? (1p)
c. Hoeveel elektronen zitten er in dit atoom? (1p)

Slide 20 - Open vraag

Bij een experiment laat een onderzoeker elektrische stroom door water gaan. Daarbij verdwijnt het water en ontstaan waterstofgas en zuurstofgas.
a. Leg uit dat dit een chemische reactie is. (2p)
b. Noteer het reactieschema voor dit proces. (3p)

Slide 21 - Open vraag

Van het element koper bestaan twee vormen: koper-63 en koper-65.
a. Hoe noem je die twee verschillende vormen van koper? (1p)
Het atoomnummer van koper is 29.
b. Hoeveel protonen heeft een atoom koper-63? (1p)
c. Hoeveel neutronen heeft een atoom koper-63? (1p)
d. Hoeveel neutronen heeft een atoom koper-65? (1p)

Slide 22 - Open vraag