oefentoets nummer 2

In de natuur komen vrijwel geen zuivere stoffen voor, maar er zijn uitzonderingen.
Welke stof komt wel als zuivere stof in de natuur voor?
A
calcium (kalk)
B
goud
C
magnesium
D
zilver
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

In de natuur komen vrijwel geen zuivere stoffen voor, maar er zijn uitzonderingen.
Welke stof komt wel als zuivere stof in de natuur voor?
A
calcium (kalk)
B
goud
C
magnesium
D
zilver

Slide 1 - Quizvraag


Welke bewering is waar?

A
Als een mengsel smelt, worden de stoffen gescheiden.
B
Een mengsel kan worden gescheiden.
C
Elke stof is een mengsel.
D
In een mengsel zit maar één soort moleculen.

Slide 2 - Quizvraag

In het plaatje zie je een voorstelling van een bepaalde stof met behulp van het deeltjesmodel.

In welke fase is deze stof?
A
de gasfase
B
de vaste fase
C
de vloeibare fase

Slide 3 - Quizvraag

De gasdruk in een container kan toenemen.

Wanneer neemt de gasdruk toe?
A
Als de moleculen langzamer gaan bewegen.
B
Als de container open wordt gemaakt.
C
Als er meer moleculen in de container komen.
D
Als er moleculen uit de container verdwijnen.

Slide 4 - Quizvraag

Het kookpunt van zuurstof is –183 (C.
Wat is het kookpunt van zuurstof in kelvin?
A
–90 K
B
–456 K
C
90 K
D
456 K

Slide 5 - Quizvraag

Er zijn verschillende methoden om een mengsel te scheiden.

Hoe heet de methode waarbij je met een oplosmiddel een oplosbare vaste stof scheidt van een onoplosbare vaste stof?
A
absorberen
B
extraheren
C
filtreren
D
Indampen

Slide 6 - Quizvraag

Je voegt aan een mengsel van suiker en zand ruim water toe. Je schudt het mengsel langdurig en giet het daarna in een filter.
Wat blijft er in het filter achter?
A
niets
B
suiker
C
zand
D
zowel suiker als zand

Slide 7 - Quizvraag

De formule van ethanol is C2H6O.
In welke regel staan de juiste aantallen atomen koolstof (C) en waterstof (H) voor één molecuul ethanol?
A
koolstof 2 waterstof 2
B
koolstof 2 waterstof 6
C
koolstof 6 waterstof 2
D
koolstof 6 waterstof 6

Slide 8 - Quizvraag

Welke bewering over elementen is waar?
A
Een stof ontleedt als elementen worden samengevoegd.
B
Een element is hetzelfde als een molecuul.
C
Elementen kunnen niet verder worden ontleed.
D
Er bestaan miljoenen verschillende elementen.

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee stoffen zijn elementen?

A
aardgas
B
goud
C
hout
D
kwik

Slide 10 - Quizvraag

Bij een practicum onderzoeken Bram en Emma hoe ze een mengsel van zand en zout kunnen scheiden. Bram zegt: ‘Eigenlijk zijn we nu bezig moleculen kapot te maken.’
Heeft Bram gelijk? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open vraag

Bij een practicum onderzoeken Bram en Emma hoe ze een mengsel van zand en zout kunnen scheiden. Bram zegt: ‘Eigenlijk zijn we nu bezig moleculen kapot te maken.’
Beschrijf stapsgewijs welke handelingen je moet verrichten om een mengsel van zand en zout te scheiden.

Slide 12 - Open vraag

Een smid koelt een hete ijzeren staaf af in een emmer ijswater. De staaf wordt daardoor een klein beetje korter.
Verklaar het korter worden van de staaf met behulp van het deeltjesmodel

Slide 13 - Open vraag

Je kunt een gas makkelijk samenpersen, maar een vloeistof niet.
Leg met behulp van het deeltjesmodel uit hoe dit komt.

Slide 14 - Open vraag

Een koperatoom heeft 29 protonen en 34 neutronen.

Wat is het atoomnummer van dit atoom?

Slide 15 - Open vraag

Een koperatoom heeft 29 protonen en 34 neutronen.

Wat is het massagetal van dit atoom?

Slide 16 - Open vraag

Een koperatoom heeft 29 protonen en 34 neutronen.

Hoeveel elektronen zitten er in dit atoom?

Slide 17 - Open vraag

Het atoomnummer van chloor is 17.
Hoeveel protonen heeft een atoom chloor-35?

Slide 18 - Open vraag

Het atoomnummer van chloor is 17.
Hoeveel neutronen heeft een atoom chloor-37?

Slide 19 - Open vraag