VW6 Woche 5

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke signaalwoorden (5) kun je vinden?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de les:
Was weißt du noch? (10 Min.)
Jojo (5 Min.)
Vokabeln K12 (5 Min.)
Signaalwoorden (25 Min.)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

K12
Nimm Seite dazu

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden geven verbanden weer: verbanden tussen zinnen of verbanden tussen alinea's. 
z.B. Wie verhält sich der 4. Absatz zum 2. Absatz?

  • Signaalwoorden geven ook informatie over de opbouw van een tekst
z.B. opsomming, conclusie, tegenstelling

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Franziska vindt het zielig voor dieren als ze moeten worden geslacht voor de vleesproductie. 
Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegatariërer zouden moeten worden?
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Franziska vindt het zielig voor dieren als ze moeten worden geslacht voor de vleesproductie. 
Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegatariërer zouden moeten worden?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opsomming
und - en
zudem - bovendien
außerdem - bovendien
dann - dan, vervolgens
(zu)erst - ten eerste 


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alinea 2 bestaat uit twee delen. 
In het eerste deel wordt een positieve kijk op de baan van "Animateur" gegeven.
In het tweede deel wordt de nadelige kant van deze baan besproken. 
   Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van deel 2. 
timer
1:30

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alinea 2 bestaat uit twee delen. 
In het eerste deel wordt een positieve kijk op de baan van "Animateur" gegeven.
In het tweede deel wordt de nadelige kant vn deze baan besproken. 
   Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van deel 2. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenstelling
doch - toch, echter
sondern - maar
statt - in plaats van 
trotzdem - toch, desondanks
aber - maar
obwohl - hoewel
trotz - ondanks
während - terwijl

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ontsloeg een bazin haar 21-jarige werknemer?
Volgens haar...
A bracht hij zijn ziekte herstel in gevaar.
B had hij leugens over haar op Facebook gezet.
C had hij zich ten onrechte ziek gemeld.
D zat hij te vaak op Facebook tijdens werktijd. 
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ontsloeg een bazin haar 21-jarige werknemer?
Volgens haar...
A bracht hij zijn ziekte herstel in gevaar.
B had hij leugens over haar op Facebook gezet.
C had hij zich ten onrechte ziek gemeld.
D zat hij te vaak op Facebook tijdens werktijd. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reden / oorzaak 
denn = want
weil = omdat
schließlich = per slot van rekening
nämlich = namelijk
deswegen = daarom 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was findet Andrea so toll an ihrem Job? (Absatz 3) 
Dass sie...
A Kritik an Kollegen üben darf.
B sich oft mit neuen Sachen befassen kann.
C über regionale Ereignisse berichten darf. 
D unter hohem Zeitdruck leisten muss. 
timer
1:30

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was findet Andrea so toll an ihrem Job? (Absatz 3) 
Dass sie...
A Kritik an Kollegen üben darf.
B sich oft mit neuen Sachen befassen kann.
C über regionale Ereignisse berichten darf. 
D unter hohem Zeitdruck leisten muss. 

Slide 20 - Tekstslide

Verder met V3A

Benadrukking
besonders = in het bijzonder, vooral
selbst = zelfs
sogar = zelfs
vor allem = in het bijzonder, vooral 

Slide 21 - Tekstslide

Verder met M3A
Was weißt du noch?
Welke functies hebben de volgende signaalwoorden? Kies uit: tegenstelling, opsomming, bevestiging, conclusie, benadrukking, reden/oorzaak, voorwaarde
1. also
2. natürlich
3. sogar
4. denn
5. trotzdem
6. wenn
7. und

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de les:
Was weißt du noch? (10 Min.)
Jojo (5 Min.)
Signaalwoorden  (30 Min.)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Was wird im 1. Absatz über den Meisterdieb deutlich?
A Er hat gestohlen um Eindruck zu machen. 
B Er hielt sein Wort. 
C Er war mehr ein Angeber als ein Dieb.
D Er wurde zum Stehlen gezwungen. 

timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was wird im 1. Absatz über den Meisterdieb deutlich?
A Er hat gestohlen um Eindruck zu machen. 
B Er hielt sein Wort. 
C Er war mehr ein Angeber als ein Dieb.
D Er wurde zum Stehlen gezwungen. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevestiging
klar = vanzelfsprekend, natuurlijk
natürlich = vanzelfsprekend, natuurlijk
tatsächlich = inderdaad, zeker
wirklich = inderdaad, zeker 

Slide 28 - Tekstslide

Verder met H3A en H3B

Was beschreibt der 1. Absatz?
A Dass Leute frïher leichter soziale Kontakte knüpften als heute. 
B Was man früher unter Freundschaft verstand.
C Wie schwierig es früher war, Freundschaften zu pflegen. 
timer
1:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was beschreibt der 1. Absatz?
A Dass Leute frïher leichter soziale Kontakte knüpften als heute. 
B Was man früher unter Freundschaft verstand.
C Wie schwierig es früher war, Freundschaften zu pflegen. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie
also = dus
deshalb = derhalve, daarom
daher = vandaar
damit = zodat 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over signaalwoorden
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?
A aber
B denn
C oder
D und 
timer
1:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over signaalwoorden
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?
A aber
B denn
C oder
D und 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesen: K10 Text ? (S. 210)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies