In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Twee weerstanden staan in serie geschakeld. R1 = 100 Ω, R2 = 250 Ω. Bereken Rv.
A
150 Ω
B
25.000 Ω
C
350 Ω
D
2,5 OΩ
Slide 2 - Quizvraag
In hiernaast is een grafiek getekend. De grafiek geeft het verband weer tussen de spanning over en de stroomsterkte door een weerstand. Bepaal met behulp van de grafiek de grootte van de weerstand en kies het juiste antwoord.
A
2 Ω
B
0,3 Ω
C
8 Ω
D
3 Ω
Slide 3 - Quizvraag
Welke waarde heeft R3 in de schakeling?
A
2 Ω
B
4 Ω
C
12 Ω
D
36 Ω
Slide 4 - Quizvraag
Het lampje in de onderstaande figuur brandt op een elektrische spanning van:
A
3,3 V
B
5,0 V
C
10 V
D
15 V
Slide 5 - Quizvraag
Er staan drie lampjes parallel op een spanningsbron aangesloten. De spanningsbron levert een stroomsterkte van 4,00 A. Twee lampjes zijn het zelfde. Door het derde lampje gaat een stroomsterkte van 0,500 A. Hoe groot is de stroomsterkte door één van de andere lampjes?
A
1,75 A
B
2,25 A
C
3,50 A
D
4,50 A
Slide 6 - Quizvraag
Welke bewering is waar?
A
De wet van Ohm geldt alleen als de temperatuur constant is.
B
De wet van Ohm geldt alleen als de elektrische stroomsterkte constant is.
C
De wet van Ohm geldt alleen als de elektrische spanning constant is.
D
De wet van Ohm geldt alleen als de spanningsbron regelbaar is.
Slide 7 - Quizvraag
Met welke van de schakelingen in de figuur kun je de weerstand R bepalen?
A
schakeling A
B
schakeling B
C
schakeling C
D
schakeling D
Slide 8 - Quizvraag
Drie weerstanden van 6,0 Ω, 12 Ω en 24 Ω zijn parallel aangesloten op een spanning van 12 V. Hoe groot is de stroom die vanaf de spanningsbron loopt?
A
3,5 A
B
0,29 A
C
5,0 A
D
0,33 A
Slide 9 - Quizvraag
Op een spanningsbron van 12V zijn 100 dezelfde lampjes in serie aangesloten. In de kring loopt een stroom van 120 mA. Bereken de weerstand van één lampje.
Slide 10 - Open vraag
In figuur naast zie je drie weerstandjes geschakeld. Bereken de totale weerstand van deze drie weerstandjes.
Slide 11 - Open vraag
Vijf weerstanden: R1 = 10 Ω, R2 = 20 Ω, R3 = 30 Ω ,R4 = 40 Ω en R5= 50 Ω zijn parallel geschakeld en aangesloten op een gelijkspanningsbron van 24 V. Teken het schakelschema
Slide 12 - Open vraag
Vijf weerstanden: R1 =10 Ω, R2 = 20 Ω, R3 =30 Ω , R4 = 40 Ω en R5=50 Ω zijn parallel geschakeld en aangesloten op een gelijkspanningsbron van 24 V.
Bereken hoe groot de vervangingsweerstand Rv van R1, R2, R3 , R4 en R5 is.
Slide 13 - Open vraag
Bereken de totale weerstand (vervangingsweerstand) van de schakeling hiernaast.
Slide 14 - Open vraag
Vijf weerstanden: R1 =10 Ω, R2 = 20 Ω, R3 =30 Ω , R4 = 40 Ω en R5=50 Ω zijn parallel geschakeld en aangesloten op een gelijkspanningsbron van 24 V. Bereken: De stroomsterkte I1 door R1
Slide 15 - Open vraag
Wat voor soort schakeling is dit?
A
serie
B
parallel
C
serie en parallel
D
geen van beide
Slide 16 - Quizvraag
Hoe zijn de lampjes op een scooter aangesloten?
A
Met een schroevendraaier
B
Parallel
C
Serie
D
Goed
Slide 17 - Quizvraag
Welke grootheid is er constant bij een serie schakeling?
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 18 - Quizvraag
Bij een serie schakeling van 10 lampjes gaat er eentje stuk. Wat gebeurt er?
A
De oneven lampen gaan uit
B
De overige lampen blijven branden
C
De even lampen gaan uit
D
Alle lampen gaan uit
Slide 19 - Quizvraag
Eline doet een proef met statische elektriciteit. Bij een van de proeven stoot een geladen voorwerp A een tweede voorwerp B af. Je kunt hieruit afleiden dat voorwerp B.
A
positief geladen is
B
negatief geladen is
C
dezelfde lading heeft als voorwerp A
D
een tegengestelde lading heeft als voorwerp A
Slide 20 - Quizvraag
Wat zijn de drie delen waaruit een eenvoudige automatische schakeling bestaat?
A
Schakelaar, weerstand, actuator
B
Sensor, schakelaar, actuator
C
Sensor, schakelaar, weerstand
D
Sensor, weerstand, actuator
Slide 21 - Quizvraag
Dit is een automatische schakeling met een .........
A
relais
B
transistor
C
schakelaar
D
zonnepaneel
Slide 22 - Quizvraag
Computerchips kunnen erg heet worden. Daarom hebben de meeste computers een ventilator die koele lucht over de chips blaast. De schakeling in de figuur kan het toerental van zo'n ventilator automatisch regelen. Er moet alleen nog een geschikte sensor worden uitgekozen.
Wat moet er met de weerstand van de sensor gebeuren als de temperatuur stijgt?
A
Afnemen
B
Toenemen
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer het donker wordt gaat de straatlantaarn aan. Zet de stappen in de juiste volgorde.
Er valt minder licht op de LDR
De weerstand van de LDR neemt toe
Een kleine stroom gaat naar de basis van de transistor.
De deuren van de collector en emitter gaan open
Een grote stroom kan nu lopen van de collector naar de emitter en de lamp gaat aan.
Slide 24 - Sleepvraag
Zelfstandig aan de slag
Veel vragen goed?
Ga oefenen, leren, maak een oefentoets, samenvatting.
nog vragen?
Voorin het lokaal is er een mogelijkheid tot het stellen van vragen.