Evolutie en geologie
Door wie is de evolutietheorie bedacht?
A
Charles Darwin
B
Albert Einstein
C
Alfres Russel Wallace
D
Sigmund Freud
1 / 36
Onderdelen in deze les
Door wie is de evolutietheorie bedacht?
A
Charles Darwin
B
Albert Einstein
C
Alfres Russel Wallace
D
Sigmund Freud
Slide 1 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 2 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 3 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 4 - Quizvraag
In welke tijd is de evolutietheorie bedacht?
A
ongeveer in het jaar 1750
B
ongeveer in het jaar 1800
C
ongeveer in het jaar 1850
D
ongeveer in het jaar 1900
Slide 5 - Quizvraag
Is dit een voorbeeld van natuurlijke selectie of isolatie?
A
Natuurlijke selectie
B
Isolatie
Slide 6 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 7 - Quizvraag
Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
hoe fit je bent
B
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noemen we het als twee populaties van elkaar gescheiden raken door een natuurlijke oorzaak?
A
Isolatie
B
Evolutie
C
Natuurlijke selectie
D
variatie in genotype
Slide 9 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 10 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 11 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 12 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 13 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 14 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 15 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 16 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 17 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 18 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 19 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 20 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 21 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 22 - Quizvraag
Wanneer heeft een soort de grootste overlevingskans?
A
Als er geen variatie in genotype en fenotype is
B
Als er wel variatie in genotype en fenotype is
Slide 23 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 24 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer heeft een organisme de beste overlevingskans?
A
een sterk dier
B
een best aangepast dier
C
een dier met voldoende vetreserves
D
een snel dier
Slide 26 - Quizvraag
Welke populatie heeft de grootste overlevingskans?
A
Alle mannetjes zijn groot
B
Alle vrouwtjes hebben schutkleur
C
Alle mannetjes zijn sterk
D
Ieder individu is anders
Slide 27 - Quizvraag
De evolutie theorie in het kort: (kies 4 van de 8 opties)
Variatie in genotypen ontstaat bij ................................ voortplanting.
Daardoor is het genotype van individuen van dezelfde soort
......................................... precies hetzelfde.
De eigenschappen van individuen van één soort zijn daardoor
............................................precies hetzelfde.
Eigenschappen waardoor een individu een grotere overlevingskans heeft, worden ...................................... doorgegeven aan nakomelingen.
geslachtelijke
ongeslachtelijke
altijd
altijd
nooit
nooit
minder vaak
vaker
Slide 28 - Sleepvraag
Zet de verwantschap tussen soorten van minst naar meest:
maki en mens
chimpansee en mens
orang-oetan en mens
Apen van de oude wereld en mens
Slide 29 - Sleepvraag
Kleine verschillen tussen organismen van dezelfde soort
alleen de best aangepaste nakomelingen overleven en kunnen zich voortplanten
De overeenkomst in DNA en uiterlijk van verschillende organismen.
Verwantschap
Variatie
Selectie
Slide 30 - Sleepvraag
Allereerst verdelen we een geologische tijdschaal in
Slide 31 - Open vraag
Vervolgens worden de tijdperken in een geologische tijdschaal verdeelt in
Slide 32 - Open vraag
Hoe lager je kijkt in een geologische tijdschaal hoe .... geleden de veranderingen zijn geweest.
A
korter
B
langer
Slide 33 - Quizvraag
Bij het ontstaan van de aarde ontstonden ook de eerste simpele levensvormen
A
juist
B
onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Het leven op aarde begon in het water
A
juist
B
onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Het eerste leven op aarde waren
A
planten
B
bacteriën
C
schimmels
D
zoogdieren
