Brugklas objectief/subjectief + leesmanieren

Leesvaardigheid brugklas
- objectief en subjectief
- leesmanieren (globaal en grondig lezen)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid brugklas
- objectief en subjectief
- leesmanieren (globaal en grondig lezen)

Slide 1 - Tekstslide

We beginnen met een vraag!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is ook alweer het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 3 - Open vraag

Feit en mening
De woorden 'feit' en 'mening' hebben te maken met de nieuwe begrippen: objectief en subjectief
--> Je moet de juiste woorden aan elkaar kunnen koppelen.

Slide 4 - Tekstslide

Feiten
Feiten zijn zaken die waar zijn, die je kunt controleren. 
Bijvoorbeeld:
'Lessen duren op Ursula 45 minuten.'

Slide 5 - Tekstslide

Meningen
Wat de schrijver, jij of een ander van iets vindt. 
--> Je kunt het oneens zijn met elkaar.
Bijvoorbeeld:
'Ik vind sushi echt niet lekker.'

Slide 6 - Tekstslide

Feit of mening?
'In de zomer zouden we best een tropenrooster mogen hebben.'
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quizvraag

Feit of mening?
'De temperaturen kunnen de volgende week oplopen tot wel 30 graden.'
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quizvraag

Vraag!
Wat is dan het verschil tussen de begrippen 'objectief' en 'subjectief' ?

Slide 9 - Tekstslide

Het verschil!
1. Objectief: gebaseerd op feiten.
2. Subjectief: gebaseerd op een mening.

Slide 10 - Tekstslide

Subjectieve teksten
Een subjectieve tekst moet de mening van de schrijver bevatten.
--> De tekst is alleen subjectief als je de mening van de schrijver terugvindt.

Slide 11 - Tekstslide

Subjectieve tekstsoorten 
1. betogende tekst (overtuigen) 
De schrijver geeft zijn mening en wil jou daarvan overtuigen.
2. activerende tekst (overhalen)
De schrijver wil dat je iets gaat doen/kopen. Vaak gebruikt hij subjectieve woorden.

Slide 12 - Tekstslide

Wat moet altijd in een subjectieve tekst staan?

Slide 13 - Open vraag

Welke twee tekstsoorten zijn subjectief?

Slide 14 - Open vraag

Objectieve teksten
Teksten waarin de mening van de schrijver niet naar voren komt, zijn objectief. 
--> Er mogen wel meningen van anderen in staan, maar niet van de schrijver.

Slide 15 - Tekstslide

Objectieve tekstsoorten
1. Informerende tekst (informeren)
2. Uiteenzettende tekst (uitleg geven)

Slide 16 - Tekstslide

Wat mag er nooit in een objectieve tekst staan?

Slide 17 - Open vraag

Welke twee tekstsoorten horen bij de objectieve teksten?

Slide 18 - Open vraag

En nu verder: de leesmanieren
Oriënterend lezen hebben we al gehad.  Wat moest je hiervoor ook alweer lezen?

Slide 19 - Tekstslide

Oriënterend lezen

Slide 20 - Woordweb

Welke leesmanieren zijn er nog meer?
1. globaal lezen
2. grondig lezen
--> Deze twee moet je ook leren voor de toets.

Slide 21 - Tekstslide

Globaal lezen
Je wilt graag de hoofdzaken te weten komen. Hiervoor kun je deze leesmanier gebruiken. 
Je leest:
- de eerste alinea;
- de laatste alinea;
- de kernzinnen van alle alinea's.

Slide 22 - Tekstslide

Grondig lezen
Je wilt de tekst goed begrijpen. Je leest de hele tekst en je let op;
1. Wat is het onderwerp?
2. Wat zijn de deelonderwerpen van de alinea's?
3. Wat hebben de alinea's met elkaar te maken?
4. Wat wil de tekst duidelijk maken?
5. Welke zinnen zijn moeilijk?
6. Zoek de woorden op die je niet kent.

Slide 23 - Tekstslide

Je gaat de laatste twee vragen beantwoorden!

Slide 24 - Tekstslide

Waarom lees je een tekst globaal?
A
Je wilt het onderwerp weten.
B
Je wilt de hoofdzaken weten.
C
Je wilt de tekst helemaal begrijpen.

Slide 25 - Quizvraag

Waarom lees je een tekst grondig?
A
Je wilt het onderwerp van de tekst weten.
B
Je wilt de hoofdzaken weten.
C
Je wilt de tekst volledig begrijpen.

Slide 26 - Quizvraag

Dat was de laatste vraag!
We gaan nu even quizzen! 

Slide 27 - Tekstslide