wk.20 Woordenschat par. 2

Welkom
  • Leg klaar:
  • Boek Nieuw Nederlands
  • Schrift


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Welkom
  • Leg klaar:
  • Boek Nieuw Nederlands
  • Schrift


Slide 1 - Tekstslide

Periode 3
week 19:     Woordenschat en Fictiedossier
week 20:    Lezen en Woordenschat
week 21:     Lezen en Woordenschat
week 22:    Lezen en Woordenschat
week 23:    Inleveren fictiedossier
week 24:    Toets Lezen en Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Lezen, Thema B, par. 3
  • De vijf W+H-vragen:
  • Wat ?
  • Wie ?
  • Waar ?
  • Wanneer ?
  • Waarom ?
  • Hoe ?

Slide 3 - Tekstslide

Filmpje: Anne Frank video dagboek
Wat bewaar je in een dagboek?
Waarom maakt Anne een video dagboek volgens dit filmpje?
Hoe voelt Anne zich aan het begin van het filmpje?
Aan het einde van het filmpje voelt Anne zich anders. Waaraan kun je dat zien of horen?


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Welke zin vat dit filmpje het best samen?

1. Anne maakt een videodagboek om de verdrietige dingen van haar leven te laten zien.
2. Anne maakt een videodagboek, zodat mensen zich haar kunnen herinneren.
3. Anne voelt zich soms niet fijn, omdat ze denkt dat mensen haar slecht vinden.



Slide 6 - Tekstslide

Les planning

 1. Woordenschat, par. 3 Verkeer
 2. Woordraadstrategieën herhalen
 3. Woordlijst maken met onbekende woorden en betekenissen.

Slide 7 - Tekstslide

Doelen van de les
  • Je leert de betekenissen van onbekende woorden.
  • Woordenschat uitbreiden. 
  • Je herhaalt de woordraadstrategieeën.

Slide 8 - Tekstslide

Onbekende woorden
  • Woordraadstrategieën 
  1. synoniem zoeken
  2. omschrijving zoeken
  3. voorbeeld zoeken

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen ....
Log in in de Lesson up.

Wat is de woordraadstrategie waarmee je de betekenis van het woord kan achterhalen?

Slide 10 - Tekstslide

Sommige ............. hier gedragen zich niet netjes als ze bij de kassa lang moeten wachten.
A
wandelaars
B
publiek
C
consumenten
D
voorbijgangers

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een synoniem van 'consument'?
A
verbruiker
B
klant

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent het woorddeel gehalte in energiegehalte?
A
helft (van de energie)
B
helft (van de energie) samenstelling (van de energie)
C
Wat betekent het woorddeel gehalte in energiegehalte? helft (van de energie) samenstelling (van de energie) totaal (van de energie)
D
helft (van de energie) samenstelling (van de energie) totaal (van de energie) hoeveelheid (energie)

Slide 13 - Quizvraag

Een groene nutriscore is een waardering voor een product met een hele gezonde samenstelling.
Welk synoniem voor (nutri)score zie je in de zin?
A
Een waardering
B
Een product
C
Iets wat gezond is
D
Een samenstelling

Slide 14 - Quizvraag

In topvorm zijn betekent ....

Slide 15 - Open vraag

Meer landen, zoals Duitsland, Zwitserland en België gebruiken nu Nutri-Score.
Duitsland, Zwitserland en België zijn voorbeelden van .......

A
landen
B
de nutri-score

Slide 16 - Quizvraag

'Onder het mes gaan',
betekent:
A
je hebt een probleem
B
ondervraagd worden
C
geopereerd worden
D
er niet onderuit komen

Slide 17 - Quizvraag

ongezond
(woord met een voorvoegsel)
Wat is de betekenis?
A

Slide 18 - Quizvraag


ordinair betekent:
A
Vies
B
Goedkoop
C
Rijk
D
Gewoon

Slide 19 - Quizvraag

Esmee heeft een aanbidder. Dat is iemand die haar bewondert.

A
Hier wordt een voorbeeld gegeven
B
Hier wordt een synoniem gegeven
C
Hier wordt omschrijving gegeven
D
Hier wordt een tegenstelling gegeven

Slide 20 - Quizvraag

Versleep de blauwe vlakjes, naar de juiste tekst
Zoek in het woord dat je niet kent een stukje dat je wel kent.
Dit is een andere woord, maar het betekent hetzelfde.
Zoek in de tekst naar iets wat het tegenovergestelde betekent.
Let op woorden: zoals, bijvoorbeeld, 
Voorbeeld
Synoniem
Bekend woorddeel
Tegenstelling
woordenboek

Slide 21 - Sleepvraag

Woordlijst

Slide 22 - Tekstslide

par.3 Verkeer 

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
  • KT:  Maak par. 3 Verkeer; opdracht 1 t/m 
  •          Maak de woordlijst van woorden uit opdracht  
  • BK: Maak par.3 Verkeer; opdracht 1 t/m 
  •          Maak de woordlijst van woorden uit opdracht 
  • Klaar?  Woordlijst par. 1 en 2 af?

  • Geef de titel van je leesboek door!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide