Paragraaf 4.6: Onderzoek naar evolutie

Paragraaf 4.6: Onderzoek naar evolutie
Basisstof 6: Onderzoek naar evolutie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 4.6: Onderzoek naar evolutie
Basisstof 6: Onderzoek naar evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Ik kan verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten.
  2. Ik kan enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap uitleggen.
  3. Ik kan een stamboom en een cladiogram aflezen en construeren.

Slide 2 - Tekstslide

Homologie
Homologe structuren lijken op elkaar, in verschillende diersoorten.

Organen zijn alleen homoloog als dezelfde structuur aanwezig was in de laatste gemeenschappelijke voorouder: Verwantschap

Slide 3 - Tekstslide

Homologe organen

Slide 4 - Tekstslide

Analoge organen
Organen die een overeenkomstige functie hebben in twee organismen, maar die evolutionair onafhankelijk van elkaar zijn ontwikkeld zijn analoog.

Dezelfde functie, andere structuur

Slide 5 - Tekstslide

Analoge organen

Slide 6 - Tekstslide

Analoge (=andere oorsprong) organen, kunnen dezelfde functie hebben, maar zijn niet ontstaan uit dezelfde grondvorm
--> vaak wel dezelfde functie

Slide 7 - Tekstslide

Rudimentaire organen
  • Rudimentaire organen zijn organen die door aanpassingen hun functie hebben verloren, maar niet geheel zijn verdwenen.
  • Duidt op een gemeenschappelijke voorouder
  • Dijbenen bij de walvis, het staartbeen bij de mens.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welke rudimentaire organen heeft de mens?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Onstaan van vogels

  • Aftakking van reptielen

Slide 12 - Tekstslide

https://www.evogeneao.com/en/learn/tree-of-life   

Slide 13 - Tekstslide

Cladistiek (evolutionaire stamboom)

Slide 14 - Tekstslide

Verwantschap in stambomen

Slide 15 - Tekstslide

Fossielen - Radioactieve isotopen

Het onstabiele C14 atoom vervalt na de dood van de plant of het dier in C12.
Verhouding C14 - C12 zegt iets over de ouderdom van een fossiel 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Aan de slag!
Opdracht 
85, 86, 88, 91, 92

Slide 18 - Tekstslide