Rekenen: 150-70 en 850-70 (2e les met dit doel)

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 5

Lesopbouw

1. Doel
2. Wat weet ik al?
3. Hoe reken ik deze sommen uit?
4. Samen en met je schoudermaatje oefenen
5. Lesafsluiting
6. Zelfstandige verwerking
7. Evaluatie

Doel

Ik kan minsommen over het honderdtal, zoals 150-70 en 850-70, uitrekenen met de getallenlijn en/ of in rekentaal. 

Terug springen!

Over het honderdtal.

• Sprongen van 100
• Sprongen van 10
• Sprongen van 2
  

Kijk en luister

150-70 =
850-70=

520-40=

520-45=

Samen

1. Wat is de vraag?
2. Welke som kun je uit deze context halen?
3. Hoe reken je de som uit?

Jullie

Met je schoudermaatje:

1. Wat is de vraag?
   
2. Welke som kun je uit deze context halen?
   
3. Hoe reken je de som uit?
   
4. Laat de berekening zien op jullie wisbordjes.

Jullie

Met je schoudermaatje:

1. Wat is de vraag?
   
2. Welke som kun je uit deze context halen?
   
3. Hoe reken je de som uit?
   
4. Laat de berekening zien op jullie wisbordjes.

Samen

• 802-2=
• 800-3=

• 150-60 =
  
• 150-50 = 100
  
• 100-10 =  90
  

• 120-50 =
  
• 120-20 = 100
  
• 100-30 = 70
  

• 205-16 =
  
• 205- 5 = 200
  
• 200-10= 190
  
• 190- 1   = 189
  

• 702- 4 =
  
• 702- 2  = 700
  
• 700- 2  = 698
  

Nu jij!

Reken de volgende 4 sommen uit. 

Schrijf de berekening (met getallenlijn of rekentaal) op je wisbordje. 

Kun je de sommen over het honderdtal zelf uitrekenen? 

Dan kun je zelfstandig aan de slag met les 1 van week 2. 

Lukt het nog niet helemaal zelf? Geen paniek. 

Kom na deze lesafsluiting aan de instructietafel zitten met je wisbordje. 

4 sommen

• 450-70=
• 325-30=
• Totaal 207 kilometer. Je hebt al 19 kilometer gereden. Hoe ver moet je nog?
• Totaal 605 kilometer. Je hebt al 27 kilometer gereden. Hoe ver moet je nog?

Blok 4 Week 2 Les 1

Maak opgave 1, 2, 3 zelfstandig

Klaar?

5 minuten automatiseren

Werk aan je persoonlijke leerdoelen (zelf kiezen welk vak voor jou nu belangrijk is)

Gooi de dobbelsteen!

Wat was het doel?                                                                     Wat was het doel?

Hoe ging het samenwerken?                                               Kon je je concentreren?

Wat vond je moeilijk?                                                                Wat lukte goed?