Ik bak een taart voor mijn oma.
Hij heeft een prijs gekocht voor de winnaar.
Ik gaf hem een cadeau.
Het meisje geeft voer aan de kippen.
Aan of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Let op: moet weggehaald en toegevoegd kunnen worden.
Het meewerkend voorwerp is een persoon die iets krijgt/ontvangt.