Taalgereedschap B les 3

Taalgereedschap B
28-3-2022
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taalgereedschap B
28-3-2022

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Doelen
- Zinsdelen
- Welke kennen we al?
- Een nieuw zinsdeel

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan een zin in zinsdelen opdelen
- Ik kan in een zin de zinsdelen: onderwerp, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden en benoemen
- Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden en benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Waar zitten de zinsdelen?
Bedenk je stappenplan eerst voor jezelf en overleg daarna met je schoudermaatje

Mijn klasgenoot eet een rode appel in de klas

Slide 4 - Tekstslide

Waar zitten de zinsdelen?
Mijn klasgenoot / eet / een rode appel / in de klas

Slide 5 - Tekstslide

Welke zinsdelen kennen we al?

Slide 6 - Tekstslide

Welke zinsdelen kennen we al?
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde
En daarmee ook de persoonsvorm

Hoe vind je dit?

Slide 8 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde
1. Zoek de persoonsvorm (door bijvoorbeeld een vraagzin te maken of het getal te veranderen (ev/mv).
2. Kijk of er nog andere werkwoorden in de zin staan.
3. Alle werkwoorden samen is het gezegde.

Staat er maar één? Dan is de pv het gezegde. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde van de zin: Emma koopt nieuwe schoenen.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin: Mijn moeder heeft een taart gebakken.

Slide 11 - Open vraag

Het onderwerp
Hoe vind je het onderwerp van een zin?

Slide 12 - Tekstslide

Het onderwerp

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de zin: Mevrouw Versteeg maakt de les Taalgereedschap.

Slide 14 - Open vraag

Het lijdend voorwerp
Hoe vind je het lijdend voorwerp van een zin?

Slide 15 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: Mijn Nederlands docent geeft een dictee.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: Mijn vader poetst zijn nieuwe fiets.

Slide 18 - Open vraag

Het meewerkend voorwerp
Ik bak een taart voor mijn oma.
Hij heeft een prijs gekocht voor de winnaar.
Ik gaf hem een cadeau.
Het meisje geeft voer aan de kippen.

Valt je misschien al wat op? Overleg met je groepje.

Slide 19 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp
Ik bak een taart voor mijn oma.
Hij heeft een prijs gekocht voor de winnaar.
Ik gaf hem een cadeau.
Het meisje geeft voer aan de kippen.

Aan of voor wie +  gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Let op: moet weggehaald en toegevoegd kunnen worden.
Het meewerkend voorwerp is een persoon die iets krijgt/ontvangt.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: Mijn vader koopt rozen voor mijn moeder.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp van de zin: Mijn hond gaf mij zijn botje.

Slide 22 - Open vraag

Maak zelf eens een zin met een meewerkend voorwerp!

Slide 23 - Open vraag

Zelfstandig werken
Tot 5 minuten voor het einde van de les zelfstandig werken aan de opdrachten in Learnbeat.

Hoe doen we dit?
- Alleen
- Zacht overleggen mag
- Bij vragen je hand opsteken

Slide 24 - Tekstslide

Wat hebben we gedaan?
- Ik kan een zin in zinsdelen opdelen.
- Ik kan in een zin de zinsdelen: onderwerp, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden en benoemen.
- Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden en benoemen.

Slide 25 - Tekstslide

Voor de volgende keer

Werk verder aan je opdrachten in Learnbeat!
Zorg dat je spelling hebt afgesloten deze week.
Volgende week gaan we verder met zinsdelen. 

Slide 26 - Tekstslide