GS4 Het Christendom

GS4 Het Christendom
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 13 min

Onderdelen in deze les

GS4 Het Christendom

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het christendom ontstond en waarom dit een belangrijke godsdienst werd.

Slide 2 - Tekstslide


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Dit heet: monotheïsme (monos=enkel, theos=god).
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god). Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.
Het Romeinse Rijk

Slide 3 - Tekstslide

Jaartelling





Vlak buiten Jeruzalem, in Betlehem wordt Jezus geboren.
De geboorte van Jezus is het begin van onze jaartelling.
Zoon van Josef en Maria

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het Christendom?
  • Monotheïstische godsdienst (geloof in 1 god)
  • Gebedshuis = kerk / basiliek / kathedraal
  • Heilig boek = Bijbel (oude en nieuwe testament)
  • Profeet = Jezus (een profeet is een boodschapper van God)
  • Symbool = Kruis
  • christelijke priester = priester
  • Taal = Latijn

Slide 5 - Tekstslide


Jezus van Nazareth

  • Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.
  • Jezus krijgt veel aanhangers. De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. 
  • Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.

Slide 6 - Tekstslide


Heeft Jezus echt bestaan?


  • Historici vermoeden van wel, hoewel er over het leven van Jezus geen (geschreven) bronnen zijn. 
  • Ook de Romeinen hebben niets opgeschreven over deze persoon. 
  • Alles wat wij van hem weten is (ongeveer 50 jaar) later opgeschreven, bijvoorbeeld in de Bijbel (Nieuwe Testament).






Slide 7 - Tekstslide

Christenen




  • De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen
  • Deze naam komt van Christus, dat 'gezalfde' betekent.  Jezus wordt door zijn volgelingen zo genoemd. 
  • Zij geloven in de woorden die Jezus (via zijn leerlingen) aan hen heeft gegeven: 'Iedereen is gelijk voor God en voor ieder goed mens is er een plek in de hemel'.

Slide 8 - Tekstslide

Christenen in het Romeinse Rijk








Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. De Christenen zeggen dat het leven op aarde moeilijk, ongelijk en zwaar is. Als je in de hemel komt is iedereen gelijk. Dat vinden vooral veel Romeinse slaven fijn om te horen.


Christenen gebruikten zelden het kruis als symbool. Ze gebruikte liever het Chi Rho-teken: de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks. De twee letters naast het teken zijn de alpha (α) en de omega (Ω): de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Hiermee gaven ze aan dat Jezus het begin en het einde was.

Slide 9 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof 
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


Verspreiding rond het jaar 75.
Verspreiding rond het jaar 200.
Verspreiding rond het jaar 300.
Verspreiding rond het jaar 400.
De verspreiding van het Christendom in het Romeinse Rijk.

Slide 10 - Tekstslide

Christenvervolging





Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Onder sommige Romeinse steden bevonden zich catacomben waarin christenen (maar ook Joden) hun doden begroeven.
Veel van deze catacomben zijn mooi versierd met christelijke muurschilderingen.
De catacomben werden soms ook gebruikt voor kerkdiensten, omdat het boven de grond te gevaarlijk was om openlijk voor je geloof uit te komen.

Slide 11 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Om voor elkaar (maar niet voor de Romeinen!) herkenbaar te zijn, gebruikten christenen symbolen. Zo tekenden ze bijvoorbeeld een ichthus (vis) in het zand om hun geloof aan andere christenen kenbaar te maken. Als er dan een Romein in de buurt was, konden ze het symbool weer eenvoudig wissen.
Hoewel de naam ichthus, vis betekent, is het ook een afkorting van de eerste letters van: Jezus Christus, Gods zoon, (en / de) Redder, in het Grieks.

Slide 12 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Voor de leeuwen gooien, was een gebruikelijk doodstraf voor christenen tijdens hun vervolgingen in het Romeinse Rijk.
Het moet een gruwelijk spektakel zijn geweest, maar wat vooral indruk op de toeschouwers maakte was dat de christenen soms niet gingen vechten met de leeuwen, maar bidden tot hun god. 
De toeschouwers waren verbijsterd, maar ook nieuwsgierig: als je toch zoveel vertrouwen in je god hebt, dan moet het wel een hele goede god zijn. 

Slide 13 - Tekstslide

Constantijn de Grote








Christenen zijn ruim 3 eeuwen vervolgd in het Romeinse Rijk. Door Constantijn de Grote komt daar een einde aan. Keizer Constantijn bedacht de oplossing: godsdienstvrijheid voor de christenen. Hij werd zelf pas christen vlak vóór zijn dood.

Een standbeeld van Constantijn de Grote, of eigenlijk Flavius Valerius Aurelius Constantinus. De naam 'de Grote' heeft niets te maken met zijn lengte of het feit dat hij een goede keizer was. Het is een titel die de christelijke kerk aan hem heeft gegeven voor zijn bijdrage aan het christendom.

Slide 14 - Tekstslide

Staatsgodsdienst






In 380 gebeurt er iets bijzonders: keizer Theodosius verplicht iedereen om christen te worden.

Het christendom wordt staatsgodsdienst en alle andere godsdiensten worden verboden. Iedereen die niet christen is wordt vervolgd en hij verbiedt de Olympische Spelen, omdat ze niet christelijk zijn.
Romeinse munt met het hoofd van Theodosius I de Grote

Slide 15 - Tekstslide

Hoe zat het ook al weer?
Germaanse goden
  • Rond 500 geloofden veel mensen in het huidige Nederland   en Duitsland in de Germaanse goden.
  • Polytheïstische godsdienst
  • Natuurgodsdienst

Slide 16 - Tekstslide

Heidenen
  • Christenen vonden dit verkeerd.
  • Ze noemden deze mensen heidenen.
  • En wilden hen bekeren tot het christendom

Slide 17 - Tekstslide

Bekeren
  • In de 7e & 8e eeuw
  • Ierse en Engelse monniken kwamen naar onze streken.
  • Bijv. Willibrord & Bonifatius.
  • Stichtten hier kloosters.

Slide 18 - Tekstslide

Kloosters
  • Monniken en nonnen leefden hier afgescheiden van de buitenwereld.
  • Leven in dienst van het geloof stellen.
  • Schreven boeken over, zorgden voor zieken.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Monnikenwerk

Slide 21 - Tekstslide

Bekeren
  • Vanuit de kloosters verspreidden monniken het christendom. Ze reisden door Germaanse gebieden om te vertellen over Christus.
  • Ze vernielden Germaanse heiligdommen en hakten heilige bomen om. Ze wilden laten zien dat Germaanse goden niet bestonden.

Slide 22 - Tekstslide

Steeds meer mensen christelijk
  • Om de overgang naar het nieuwe geloof wat makkelijk te maken werden de Germaanse feesten aan belangrijke christelijke gebeurtenissen gekoppeld.
  • Aan het eind van de middeleeuwen is bijna iedereen in Europa christelijk geworden.

Slide 23 - Tekstslide

Invloed op dagelijks leven
  • Elk dorp had een kerk en een priester.
  • De priester hielp gelovigen om te leven volgens de christelijke regels: dopen & trouwen in de kerk. (christelijke wetten)
  • Elke zondag gingen christenen naar de kerk.
  • In de grond van de kerk werden doden begraven.
  • Op zon- en feestdagen hoefde je niet te werken.
Kerk van Hoorn romaanse bouwstijl

Slide 24 - Tekstslide

Hemel & de hel
  • Als je je aan de regels van de kerk hield, zou je na de dood in de hemel komen.
  • Als je slecht leefde, moest je eeuwig branden in de hel.
  • Mensen waren bang om in de hel te komen en luisterden daarom goed naar de geestelijken.
  • Alleen geestelijken hadden immers contact met god.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Standensamenleving
  • De eerste stand:
  • Een geestelijke is iemand in dienst van de kerk.
  • De hoogste geestelijke is de paus: bestuurder kerk.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Bouwen van een kathedraal
Twee bouwstijlen:
In de vroege middeleeuwen was de bouwstijl romaans:
kleine ronde ramen, donker van binnen.
 
In de late middeleeuwen veranderde de bouwstijl en werd gotisch:
Grote hoge puntige ramen, veel meer licht aan de binnenkant

Een gotische kathedraal werd zo hoog mogelijk om zo dicht mogelijk bij God te kunnen zijn.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Katheder
Als in een grote kerk (basiliek) een bisschop zetelt, noem je zo'n basiliek een kathedraal.

Er staat in de kathedraal een katheder (=bisschopsstoel)

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Kathedraal van Chartres
gotische bouwstijl
Kathedraal van Beauvais
60 meter hoog

Slide 33 - Tekstslide

Steunberen
Glas in lood

Slide 34 - Tekstslide