V2 zinsdelen H5 zinsdeelzinnen

H5 Grammatica: zinsdeelzinnen
Voorkennis:

- enkelvoudige en samengestelde zinnen
- hoofd- en bijzinnen
- nevenschikking/onderschikking
- nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H5 Grammatica: zinsdeelzinnen
Voorkennis:

- enkelvoudige en samengestelde zinnen
- hoofd- en bijzinnen
- nevenschikking/onderschikking
- nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan onderscheid maken tussen zinsdelen en zinsdeelzinnen.
- Ik kan zinsdeelzinnen herkennen en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Noem een zinsdeel ( of meer dan één)

Slide 3 - Woordweb

Bijzinnen
1.  Dit artikel beschrijft iets.     =HZ
 ow=dit artikel       pv/wg=beschrijft     lv=iets

2. Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van duurzame energie.  =HZ
ow=dit artikel    pv/wg=beschrijft     lv=de ontwikkeling van duurzame energie

3. Dit artikel beschrijft hoe duurzame energie zich zal ontwikkelen.    HZ+BZ
HZ: ow=dit artikel    pv/wg=beschrijft
BZ:   lv= hoe duurzame energieontwikkeling zich zal ontwikkelen.

Slide 4 - Tekstslide

Bijzinnen zijn zinsdelen
Dit artikel | beschrijft | hoe duurzame energie zich zal ontwikkelen.|
HZ: ow=dit artikel/pv/wg=beschrijft|
BZ: lv= hoe duurzame energieontwikkeling zich zal ontwikkelen.

De hele bijzin (er zit een pv in) is hier het lijdend voorwerp en daarom noemen we dat een LV-zin!



Slide 5 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
Wie de nieuwe KNVB-voorzitter wordt, is nog onduidelijk.
1. HZ+BZ? 
2. Vervang de BZ door één woord
3. Welk zinsdeel is dat ene woord?

1. BZ+HZ
2. Dat is nog onduidelijk.
3. Dat=onderwerp,             Wie de nieuwe KNVB-voorzitter wordt = ow-zin


Slide 6 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
Wie zo slordig met mijn kampeerspullen omgaat, leen ik niets meer uit.

1. HZ+BZ?
2. Vervang de BZ door één woord
3. Welk zinsdeel is dat ene woord?

Schrijf de antwoorden op. Er komen zo 3 vragen over.


Slide 7 - Tekstslide

Wie zo slordig met mijn kampeerspullen omgaat, leen ik niets meer uit.
A
BZ+HZ
B
HZ+BZ
C
HZ+HZ
D
HZ

Slide 8 - Quizvraag

BZ=Wie zo slordig met mijn kampeerspullen omgaat. Vervang door één woord.
A
Zij
B
Haar
C
Wij
D
Hij

Slide 9 - Quizvraag

BZ=Wie zo slordig met mijn kampeerspullen omgaat. Eén woord = haar. Zinsdeel?
A
ow
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 10 - Quizvraag

Zinsdeelzin
BZ = meewerkend voorwerp

Zo schrijf je dit op: mv-zin

Welke moet je kennen en benoemen:
1. ow-zin     2. lv-zin   3.mv-zin    4. bwb-zin

Slide 11 - Tekstslide

Zinsdeelzin zie blz.148?
Stappenplan:
1. Bepaal wat de HZ is (maak vragend: HZ staat dan vooraan)
2. Geef de grenzen van de BZ(of bijzinnen) aan
3.Vul in de plaats van de bijzin(nen) een woord(groep)in.
4. Ontleed de HZ en stel vast welk zinsdeel de ingevulde woord(groep) is.
5. De BZ is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woord(groep)

Slide 12 - Tekstslide

Dat Pim biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht.
1. HZ+BZ? 2. vervang BZ door 1 woord.

Slide 13 - Open vraag

Dat had volgens mij niemand verwacht.

Ontleed de zin + welk zinsdeel is dat?

Slide 14 - Open vraag

Hoe noteer je HZ+BZ?
HZ tussen {  }
{Ik heb nooit geld bij me} want { ik gebruik altijd mijn pinpas}

BZ tussen ( )
{(Omdat ik altijd mijn pinpas gebruik), heb ik nooit geld bij me}
de bijzin is een zinsdeel van de hoofdzin: 
{Daarom heb ik nooit geld bij me}

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
H5 Grammatica zinsdelen: zinsdelen benoemen (blz.148)
Online of in je boek
Opdracht 1 t/m 3
75% goed? ----> opdracht 4
minder dan 75% goed? -------> startopdracht

Slide 16 - Tekstslide