Hoofdstuk 4 Een begroting maken

Hoofdstuk 4
Een begroting maken
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
m&mVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Een begroting maken

Slide 1 - Tekstslide

Wat kun je allemaal zien op een begroting?
Let op het plaatje van de 1e dia.

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Begroting
Een begroting is een duidelijk overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven. Een begroting maak je dus vooraf. 

Dit is het grote verschil met een kasboek. Een kasboek vul je in nadat je geld hebt ontvangen of uitgegeven hebt. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een kasboek en een begroting
A
een kasboek houd je achteraf bij
B
ze zien er verschillend uit
C
een begroting maak je aan het begin van de maand
D
op een kasboek staan geen inkomsten

Slide 5 - Quizvraag

Hoe werkt het maken van een begroting?
-Je schrijft de inkomsten per maand op
(salaris, etc...)
-Je schrijft de uitgaven per maand op. 
*vaste lasten (komen elke maand terug)
(kosten voor je mobiele telefoon abonnement, sportschool abonnement)

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een begroting?
A
het geld dat je maandelijks spaart
B
het geld dat je maandelijks te besteden hebt
C
een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven

Slide 7 - Quizvraag

Joshua krijgt 20 euro zakgeld per maand. Hij verdient met zijn krantenwijk 40 euro per maand. Zijn telefoonabonnement kost 15 euro per maand. En Joshua spaart elke maand 10 euro.

Wat zijn de inkomsten van Joshua per maand?
A
85 euro
B
10 euro
C
70
D
60 euro

Slide 8 - Quizvraag

Joshua krijgt 20 euro zakgeld per maand. Hij verdient met zijn krantenwijk 40 euro per maand. Zijn telefoonabonnement kost 15 euro per maand. En Joshua spaart elke maand 10 euro.

Wat zijn de vaste uitgaven van Joshua per maand?
A
15 euro
B
10 euro
C
25 euro
D
65 euro

Slide 9 - Quizvraag

De inkomsten van Joshua zijn 60 euro.
De uitgaven zijn 25 euro.

Heeft Joshua aan het einde van de maand geld tekort of over?
A
tekort
B
over

Slide 10 - Quizvraag

Vaak geld tekort? En dan?
Soms is je geld op de helft van de maand al op. Dan heb je de rest van de maand niets meer te besteden. 

Kom je elke maand tekort? Dan kun je 2 dingen doen:
-zorgen voor meer inkomsten
-bezuinigen

Slide 11 - Tekstslide

Bezuinigen
Op sommige uitgaven kun je besparen (snoep).
op sommige uitgaven kun je niet besparen. Omdat het een uitgave is die je moet doen (abonnement, hypotheek).

Je kunt wel bezuinigen door (een onnodig) abonnement op te zeggen. Dat scheelt aan het einde van de maand weer geld.

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn tips om te kunnen bezuinigen?
A
geef geld aan dingen die leuk en belangrijk zijn
B
kijk op welke uitgaven je kunt besparen
C
kijk wat je gratis of voor weinig geld kunt doen

Slide 13 - Quizvraag

Waar zou jij op kunnen besparen?

Slide 14 - Woordweb

Duurzaamheid
Een manier om te bezuinigen is om minder snel nieuwe spullen te kopen. 
Je hoeft bijvoorbeeld geen nieuwe telefoon te kopen. Een goede tweedehands telefoon kan net zo goed zijn. 
Dit heet duurzaamheid. 

Heb je zelf spullen die je kwijt wil? En zijn ze nog goed? Gooi ze niet weg, maar probeer ze te verkopen. 
Dit geeft ook weer meer inkomsten in de maand. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is duurzaamheid?
A
hergebruik van spullen
B
nieuwe spullen kopen
C
een ander blij maken met je product die je zelf niet meer gebruikt
D
goede spullen weggooien

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Waar kun je 2e hands producten aanbieden voor de verkoop?

Slide 18 - Woordweb