Herhaling thema 6

Herhaling thema 6
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Herhaling thema 6

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt de delen van een bloem benoemen met hun kenmerken en functies.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloemen
Opvallend gekleurde bloemen
Lokken van insecten

(Bijna) niet-opvallende bloemen
Grassen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bouw van een bloem
Hiernaast zie je een schematische tekening van een bloem.

Veel bloemen bestaan uit een
mannelijke deel (meeldraad) en een 
vrouwelijke deel (stamper). 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Windbloem
Windbloem
Insecten-bloem
Insecten-bloem
Insecten-bloem

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van bloemen?
A
Het is een orgaan voor vertering
B
Het is een orgaan om voort te planten
C
Het is een orgaan om adem te halen
D
Het is een orgaan om dieren te lokken

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een bloem van een:
A
Windbestuiver
B
Insectenbestuiver

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt beschrijven wat bestuiving is.

Je kunt het verschil benoemen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving.

Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.
Veel bloemen hebben grote en opvallend gekleurde kroonbladeren. Daarmee lokken ze insecten. Insecten komen ook af op de geur en op de nectar.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nectar en stuifmeel
Bij het verzamelen van nectar raakt een bij bedekt met stuifmeel.


De bij neemt het stuifmeel mee naar de volgende bloem (van dezelfde soort)

Het stuifmeel komt dan op de stamper (stempel) terecht.

Nectar = een zoet sap dat insecten aantrekt. (Bijen verzamelen dit en maken er honing van).

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kruisbestuiving en zelfbestuiving 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Insectenbloemen
Bestuiving door insecten -> insectenbloemen

Kenmerken:
  • Maken nectar
  • Grote opvallende
    kroon-bladeren
  • Geur

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Windbloemen
Bestuiving door wind -> windbloemen

Kenmerken:
  • Veel stuifmeel
  • Kleine onopvallende bloemen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is bestuiving?
A
Als stuifmeelkorrels op de stempel komen van dezelfde soort
B
Als eicellen op de stempel terecht komen
C
Als stuifmeelkorrels op de stempel komen van een andere soort
D
Als eicellen op de meeldraad terecht komen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem
C
Allebei

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van bestuiving?
Kruisbestuiving
Zelfbestuiving
(binnen eigen bloem)
Geen bestuiving
Zelfbestuiving
Geen bestuiving

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de bestuivingsmethode bij de goede bloem. 
Leerdoel 11
Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt de kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen. 
Windbloem
Insectenbloem
Windbloem
Insectenbloem

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.

Je kunt de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als het stuifmeel op de stempel valt groeit hieruit een buis dit noem je de stuifmeelbuis.

De stuifmeelbuis groeit naar het zaadbeginsel.

Door de stuifmeelbuis gaat de kern van de stuifmeelkorrel naar het zaadbeginsel.




Slide 18 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.
Wat is bevruchting?
A
versmelten kernen eicel en stuifmeelkorrel
B
groeien van de stuifmeelbuis
C
stuifmeelkorrel komt op de stempel
D
bloemen maken nectar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk nummer is de stuifmeelbuis?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.

Je kunt de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk nummer is de stuifmeelbuis?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vrucht
Het vruchtbeginsel wordt groter. Het groeit uit tot een vrucht. De zaden bevinden zich in de vrucht. 

De vrucht van een bonenplant heet een peulvrucht. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vruchtvlees
Sommige vruchten bevatten vruchtvlees: het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht. 

Vruchtvlees kan ontstaan uit het vruchtbeginsel of uit de bloembodem. 

De ontwikkeling van bloem tot vrucht bij een sinaasappel en een banaan.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eetbare zaden.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vruchtvlees?
A
Het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht
B
Het zachte, niet eetbare gedeelte van de vrucht

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt uit afbeeldingen van (delen van) planten afleiden hoe de vruchten en zaden worden verspreid.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verspreiden door dieren

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verspreiding door de wind
Hele kleine en lichte vruchtjes verspreiden door de wind

Bijvoorbeeld
met pluisjes (A) of
met vleugeltjes (B)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Viooltje

Peulvrucht: Boon
Viooltje: Verspreiding door de plant zelf

Erwt: Verspreiding door de plant zelf

Verspreiding van zaden door de de plant zelf.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies