2.5 licht zien les 1 + les 2

NDG 2.5 - Licht zien les 1
NDG 
4.6 Zien Vita
Les 1 en 2
1 / 67
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 67 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

NDG 2.5 - Licht zien les 1
NDG 
4.6 Zien Vita
Les 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les kun je..
  • de onderdelen van het oog benoemen die zorgen voor bescherming van je oog en vertellen hoe dit gebeurt
  • de onderdelen van het oog benoemen met hun functies 
  • verschillende soorten lichtbronnen noemen
  • het verschil uitleggen tussen diffuse en spiegelende terugkaatsing van licht
  • vertellen hoe we diepte kunnen zien 

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  1. Huiswerk berekeningen nakijken + voorkennis activeren
  2. Bouw van je ogen
  3. Zelfstandig werken
  4. diepte zien
  5. gezichtsbedrog
  6. Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

timer
0:30
Wat weet je allemaal al over het oog?

Slide 4 - Woordweb

Bescherming van je ogen
Oogleden

Slide 5 - Tekstslide

Bescherming tegen licht (pupilreflex)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Bouw van je ogen

Slide 8 - Tekstslide

Lens
Pupil
Pupil

Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 9 - Sleepvraag

Lees blz 20 en 21 Schrijf de functies bij de onderdelen
  • Hoornvlies: 
  • Lens: 
  • Iris:
  • Vaatvlies:
  • Netvlies: 
  • Gele vlek: 
  • Blinde vlek:
  • Glasachtig lichaam: 
Info Hoornvlies
Vlies wat iris en pupil bedekt en beschermt
Info Lens
Zorgt dat beeld scherp op netvlies komt
Info Netvlies
Gedeelte achter in je oog waar zintuigcellen zitten, de kegeltjes en staafjes
Info Vaatvlies
Bevat veel bloedvaten. Bloedvaten brengen voedsel en zuurstof naar de oogcellen.
Info Gele vlek
Gedeelte met heel veel kegeltjes
Info Blinde vlek
Plek waar oogzenuw het oog verlaat (geen kegeltjes en staafjes!)
Info glasachtig lichaam
Gelei-achtige massa, houdt je oog in de goede vorm
Info Iris
De Iris regelt de hoeveelheid licht die in de ogen komt.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Werking van de lens
Licht/Lens
Beeldvorming

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

Scherp zien (accommoderen)

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg
Sluit je linkeroog.
Staar met je rechteroog naar het plusteken.
Beweeg, terwijl je naar het plusteken blijft kijken, je gezicht langzaam naar het scherm toe.
Op zekere afstand merk je dat de zwarte stip uit beeld verdwijnt.
Onderzoekje blinde vlek

Slide 15 - Tekstslide

Lichtbronnen

Slide 16 - Tekstslide

Wat is niet een lichtbron?

A
Zon
B
Maan
C
Kampvuur
D
Ster

Slide 17 - Quizvraag

Natuurlijke lichtbronnen

De zon                   
vuur
sterren

Slide 18 - Tekstslide

Kunstmatige lichtbronnen

De gloeilamp         
beeldscherm
ledlampen 

Slide 19 - Tekstslide

Lichtstralen
  • Lichtstralen bewegen in 
       rechte lijnen. 

  • Een schaduw/ schaduwbeeld vormt als een voorwerp de lichtstralen tegenhouden.

Slide 20 - Tekstslide

Voorwerpen die zelf geen licht geven (diffuse terugkaatsing  

Slide 21 - Tekstslide

Lichtstralen op een spiegel weerkaatsen door
A
Diffuse terugkaatsing
B
Spiegelende terugkaatsing
C
Worden geabsorbeerd

Slide 22 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  • Lezen 2.5 t/m het kopje "Voorwerpen zien" 
  • Maken een woordweb

Klaar?
Ga naar deze site en maak de opdracht: https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Oog/oog.htm

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Extra

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Waarom is het niet goed om veel naar je telefoon te staren voor lange tijd?

Slide 27 - Open vraag

NDG 2.5 - Licht zien les 2
NDG 
4.6 Zien Vita
Les 1 en 2

Slide 28 - Tekstslide

Aan het einde van deze les kun je...
  • Uitleggen wat een spectrum is.
  • Uitleggen hoe een voorwerp een bepaalde kleur kan hebben. 
  • De 2 typen zintuigcellen in het oog noemen (en ook hun functies).
  • Uitleggen wat kleurenblindheid is.
  • Uitleggen hoe je diepte kunt zien.

Slide 29 - Tekstslide

Vandaag
  1. Terugblik + huiswerk woordweb
  2. Kleurenspectrum + regenboog
  3. Kleuren zien
  4. Kegels en staafjes + kleurenblindheid
  5. Diepte zien
  6. Zelfstandig werken
  7. Afsluiting 

Slide 30 - Tekstslide

Lens
Pupil
Pupil

Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 31 - Sleepvraag

Lichtstralen op een spiegel weerkaatsen door
A
Diffuse terugkaatsing
B
Spiegelende terugkaatsing
C
Worden geabsorbeerd

Slide 32 - Quizvraag

Regenboog
Wit licht bestaat uit 6 kleuren:
Rood 
Oranje 
Geel 
Groen 
Blauw
Violet


Slide 33 - Tekstslide

Kleurenspectrum

Kleurenband waar alle kleuren v.d. regenboog naast elkaar zijn
Prisma splitst licht

Slide 34 - Tekstslide

Een regenboog bevat alle kleuren. Hoe noem je deze reeks kleuren?
A
spectrum
B
kleurenboog
C
plectrum
D
lichtreeks

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Video

Zonlicht is?
A
Rood licht
B
Geel licht
C
Blauw licht
D
Wit licht

Slide 37 - Quizvraag

Oranje
Geel
Rood
Blauw
Violet
Groen

Slide 38 - Sleepvraag

Welke kleur hoort niet bij de zes kleuren van de regenboog?
A
Rood
B
Groen
C
Wit
D
Violet

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Video

Kleuren zien

Slide 41 - Tekstslide

Kleuren van voorwerpen zien
Je kunt alleen de kleuren van voorwerpen zien waarvan de gekleurde lichtstralen op jouw netvlies vallen (op de kegeltjes dus).

                                                                                      Een voorwerp weerkaatst alleen de  kleur die het heeft.

Slide 42 - Tekstslide

Een wit voorwerp weerkaatst alle kleuren licht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Een kamer heeft een blauwe muur. Er schijnt wit licht op de muur.
Welke kleur zie je?
A
wit
B
blauw
C
zwart
D
je ziet de muur niet

Slide 44 - Quizvraag

Een rood voorwerp absorbeert rood licht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 45 - Quizvraag

Witte voorwerpen 
weerkaatsen bijna al het licht.
Zwarte voorwerpen absorberen bijna al het licht.
Huizen in warme landen zijn vaak wit geschilderd, dit weerkaatst het licht, waardoor deze huizen koeler blijven.

Slide 46 - Tekstslide

Zwarte voorwerpen absorberen licht:
A
heel goed en blijven daardoor lang koel.
B
heel goed en worden daardoor snel warm.
C
heel slecht en blijven daardoor lang koel.
D
heel slecht en worden daardoor snel warm.

Slide 47 - Quizvraag

HV+V (extra)

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Welke kleur heeft de rode auto als je er met groen licht op schijnt?

Slide 50 - Open vraag

Slide 51 - Tekstslide

Een kamer heeft een blauwe muur. Het is helemaal donker in de kamer. Er is alleen een gele lamp aan. Welke kleur zie je?
A
wit
B
blauw
C
geel
D
zwart

Slide 52 - Quizvraag

Je hebt een wit T-shirt aan met rode letters er op. Wat zie je als er alleen rood licht is?
A
wit T-shirt met rode letters
B
hele T-shirt is wit
C
rood T-shirt met witte letters
D
hele T-shirt is rood

Slide 53 - Quizvraag

Je hebt een wit T-shirt aan met rode letters er op. Wat zie je als er alleen groen licht is?
A
wit T-shirt met groene letters
B
groen T-shirt met zwarte letters
C
hele T-shirt is groen
D
wit T-shirt met zwarte letters

Slide 54 - Quizvraag

Hans heeft een trui aan die in zonlicht blauw is.
I Een blauwe trui is een trui die vooral blauw licht absorbeert.
II Een blauwe trui is een trui die vooral blauw licht terugkaatst.

A
I en II zijn niet juist.
B
Alleen I is juist.
C
Alleen II is juist.
D
I en II zijn juist.

Slide 55 - Quizvraag

Welke kleur heeft het blauwe deel van het bord wanneer je er met geel licht op schijnt?
A
Blauw
B
Zwart
C
Wit
D
Geel

Slide 56 - Quizvraag

Bij welke kleur licht is de Nederlandse vlag zwart groen zwart?
A
Rood
B
Blauw
C
Groen
D
Wit

Slide 57 - Quizvraag

Kleurenblind
Als de kegeltjes niet goed werken ben je kleurenblind.
Soms is dit gedeeltelijk.

Zie je welk getal in de afbeelding staat?

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide


Wat is de functie van staafjes?
A
Licht en donker zien
B
Kleuren onderscheiden
C
Ver kunnen kijken
D
Scherpe beelden zien

Slide 60 - Quizvraag

Hiermee kan je kleur zien
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 61 - Quizvraag

Wat is de prikkel van staafjes?
A
geluid
B
licht
C
smaakstoffen
D
geurstoffen

Slide 62 - Quizvraag

Diepte zien
  • diepte zie je doordat je met twee ogen kijkt
  • rechteroog zie je iets anders dan linkeroog
  • hersenen voegen deze beelden samen
  • diepte zien is noodzakelijk bij het inschatten van afstand

diepte zien = 3D kijken

Slide 63 - Tekstslide

Diepte zien

Slide 64 - Tekstslide

Slide 65 - Tekstslide

Waardoor kun je
diepte zien?
A
Doordat je pupillen groter of kleiner kunnen worden.
B
Doordat je ooglens platter of boller kan worden.
C
Doordat je met je linkeroog een iets ander beeld ziet dan met je rechteroog.
D
Doordat het beeld op je netvlies kleiner, onderste boven en gespiegeld is.

Slide 66 - Quizvraag

Zelfstandig werken + Afsluiting
  • Lezen het tweede deel van 2.5 
  • Maken woordweb van dit deel.

Slide 67 - Tekstslide