14.2-2 Je gezichtszintuig 5H

14.2 Je gezichtszintuig deel 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

14.2 Je gezichtszintuig deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud hoofdstuk
14.1 De ene spier is de andere niet
14.2 Je gezichtszintuig
14.3 Zenuwstelsel
14.4 Zenuwcellen
14.5 Hormonen

Daarna nog: herhalen H6 (Voeding, vertering en gezondheid)

Slide 2 - Tekstslide

Doel 14.2

  • Je kunt beschrijven waardoor bijziendheid, verziendheid en oudziendheid ontstaan
  • Je kunt het verschil tussen kegeltjes en staafjes uitleggen
  • Je kunt uitleggen hoe de lichtprikkel leidt tot waarnemen in de hersenen
  • Je kunt uitleggen hoe gezichtsbedrog ontstaat

Slide 3 - Tekstslide

Lens - verziend/ bijziend
 Je hebt een bolle lens/ + brillenglas nodig.
Verziend: beeld scherp áchter je netvlies.
Je kunt dichtbij niet scherp zien, je lens is niet bol genoeg/ je oog is te lang.

Slide 4 - Tekstslide

Lens - verziend/ bijziend
 Je hebt een holle lens/ - brillenglas nodig.
Bijziend: beeld scherp vóó'r je netvlies.
Je kunt veraf niet scherp zien, je lens is niet plat genoeg/ je oog is te kort.

Slide 5 - Tekstslide

Lens - oudziend
Oudziend: de lens is niet flexibel genoeg meer en wordt niet bol genoeg meer om goed dichtbij de zien. 
Iemand die bijziend is kan dus op latere leeftijd tóch een leesbril nodig hebben.

Slide 6 - Tekstslide

Lens - staar
Staar: troebele ooglens door ophoping en samenklontering van afbraak producten van eiwitten.

Staaroperatie: nieuwe lens!

Slide 7 - Tekstslide

Zintuigcellen

Slide 8 - Tekstslide

Zintuigcellen
Adequate prikkel:
Cellen op het netvlies zijn gespecialiseerd in het registreren van licht.
Deze cellen zullen dus niet reageren op bijv. geluid of warmte.
Drempelwaarde: 
Er moet voldoende licht op de zintuigcel vallen om een reactie te krijgen. Alles-of-niets principe.

Slide 9 - Tekstslide

Kegeltjes en staafjes
Het netvlies heeft twee verschillende zintuigcellen:
Kegeltjes en staafjes.

Door licht wordt een pigment (kleurstof) afgebroken en dit zorgt voor een impuls (bericht) richting de hersenen.


Slide 10 - Tekstslide

Kegeltjes
  • Drie verschillende typen die gevoelig zijn voor verschillende kleuren licht (rood/ groen/ blauw) door verschillende pigmenten. Met de kegeltjes kun je dus kleuren zien.
  • Ze hebben een hoge drempelwaarde (niet zo lichtgevoelig)
  • Ze zitten vooral in de gele vlek


Slide 11 - Tekstslide

Staafjes
  • bevatten één pigment: staafjesrood. Je kunt er alleen grijstinten mee zien.
  • Ze hebben een lage drempelwaarde (lichtgevoelig)
  • Ze zitten vooral buiten de gele vlek in een lage dichtheid (je kunt er niet heel scherp mee zien).


Slide 12 - Tekstslide

Netvlies: kegeltjes en staafjes

Slide 13 - Tekstslide

Nachtblindheid
Onvoldoende staafjesrood (pigment in de staafjes) zorgt voor minder lichtgevoeligheid in de staafjes. Hierdoor is het zicht in de schemer minder: nachtblindheid.

Slide 14 - Tekstslide

Kleurenblindheid
De pigmenten in de kegeltjes zijn normaal gevoelig voor rood, groen of blauw.
  • een van de pigmenten ontbreekt: je kunt die kleur dan niet zien
  • een van de pigmenten is verandert waardoor hij gevoelig wordt voor een andere kleur: je kunt dat het verschil tussen kleuren niet goed zien (groen/ rood bijvoorbeeld)

Slide 15 - Tekstslide

Impulsen naar je hersenen
Alle kegeltjes en staafjes geven impulsen (berichten) door aan je hersenen.
Dit gebeurt door zenuwcellen (neuronen).
De hersenen interpreteren het beeld (3D beeld, herkennen van vormen).

Slide 16 - Tekstslide

Impulsen naar je hersenen
Gezichtbedrog: de interpretatie door de hersenen klopt niet met de werkelijkheid.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Impulsen naar je hersenen
Voor het coördineren van bewegingen gebruiken je hersenen informatie van verschillende zintuigen:
  • gezichtszintuig
  • evenwichtszintuigen (in je oor)
  • spierspoeltjes

Kloppen de zintuigen niet met elkaar dan ontstaat duizeligheid.

Slide 19 - Tekstslide

Doel 14.2

  • Je kunt beschrijven waardoor bijziendheid, verziendheid en oudziendheid ontstaan
  • Je kunt het verschil tussen kegeltjes en staafjes uitleggen
  • Je kunt uitleggen hoe de lichtprikkel leidt tot waarnemen in de hersenen
  • Je kunt uitleggen hoe gezichtsbedrog ontstaat

Slide 20 - Tekstslide

Doel en begrippen 14.2

Je leert waardoor je scherp kunt zien
adequate prikkel, drempelwaarde, alles-of-niets principe, kegeltjes, staafjes, staafjesrood, bijziend, verziend, oudziend, staar, kleurenblind, nachtblind, vitamine A, impulsen, neuronen, gezichtbedrog, evenwichtszintuigen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
14.2: 6, 7, 8, 10, 11, 13

Slide 23 - Tekstslide