Les 3 Zuivel Basis

Zuivel les 3
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Zuivel les 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerpen Zuivel Basis
Les 1: Inleiding in de melkkunde
Les 2: Kwaliteitseisen/RMO
Les 3: Melksamenstelling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • Korte herhaling vorige les
  •  Samenstelling melk nader bekijken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen - Les 3
Jij:
  • kan de gemiddelde melksamenstelling noemen.
  • kan van verschillende voedingsstoffen in de melk een uitleg geven.
  • kan uitleggen welke factoren invloed hebben op de samenstelling van de melk.
  • Kan toelichten wat er met de melk gebeurd i.c.m. zuur en verhitting.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer geeft een koe melk?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het eiwitgehalte van rauwe melk van een koe?
A
3,4%
B
4,4%
C
4,6%
D
5,1%

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het suikergehalte van rauwe melk van een koe?
A
3,4%
B
4,4%
C
4,6%
D
5,1%

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het eiwitgehalte van rauwe geitenmelk?
A
3,7%
B
3,4%
C
4,6%
D
5,1%

Slide 9 - Quizvraag

3,4% is het eiwitgehalte van koeienmelk
3,7% is van eiwitgehalte geitenmelk
Wat is het suikergehalte van rauwe geiten melk?
A
3,4%
B
4,6%
C
4,2%
D
5,1%

Slide 10 - Quizvraag

4,6% is het gehalte van lactose in koeienmelk

4,2% is lactose gehalte in geitenmelk
Noem 3 controlepunten waarop de melk in de melkfabriek onderzocht wordt.

Slide 11 - Open vraag

-vetgehalte
-eiwitgehalte
-vuil in de melk
-algemeen kiemgetal
-kiemgetal theromoresisten m.o.
-boterzuurbacterie
-viespunt
-celgetal (witte bloedcellen)
-reinigings- of desinfectiemiddel
-antibiotica
Tijdens een controle van het vriespunt blijkt deze te hoog te zijn. Wat betekend dit?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Je bent boer en hebt melk geleverd aan een kaasfabriek. Je ontvangt een klacht met een foto van deze kaas. Wat zal er aan de hand zijn geweest met de melk?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zuivel les 3

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de bestandsdelen van melk ook al weer?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Melk nader bekeken

  • Water (86,9%)
  • Droge stof (13,1%):
  1. Melkvet (4,5%)
  2. Melkeiwit (3,5%)
  3. Melksuiker (4,5%)
  4. Mineralen, vitamines en enzymen (+/- 1%)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vetgehalte van:
Rauwe melk - Volle melk - Halfvolle melk - Magere melk
van een Koe

Slide 17 - Open vraag

Vetgehalte rauwe melk is 4,4% vet
Vetgehalte volle melk is 3,5% vet
Vetgehalte halfvolle melk is 1,5% vet
Vetgehalte magere melk is 0,5% vet
Melkvet
Vetgehalte verschillende soorten melk

Rauwe melk      4,4% vet
Volle melk          3,5% vet
Halfvolle melk  1,5% vet
Magere melk     0,5% vet

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijk melksoorten

Slide 19 - Tekstslide

Het dier is dan
ongeveer een jaar oud en krijgt meestal twee of drie lammetjes. De draagtijd
bij geiten is ongeveer vijf maanden. bij een koe duurt dit veel langer. Als een melkgeit goed verzorgd en gevoed
wordt geeft het dier ongeveer 950 -1000 KILOGRAM
MELK PER JAAR. Ter vergelijking: een melkkoe geeft
per jaar bijna 8000 kilogram melk
Melkvet
  • Ontromen: Een gedeelte van het vet wordt uit de melk gehaald.
  • Ondermelk: De melk die overblijft als het vet verwijderd is.
 
  • Bij rauwe melk komt het vet (room) vanzelf boven drijven.
  • In de fabriek gebruiken ze een centrifuge om de melk te ontromen.

Slide 20 - Tekstslide

Het vet wordt dan gescheiden van de rest van de melk ---> in room en ondermelk.

Het vet wordt dan gescheiden van de rest van de melk ---> in room en ondermelk.
Hoe wordt ondermelk ook wel genoemd (meerdere mogelijkheden)?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Melkvet
  • Functie

Melkvet bestaat uit:
  • Vet oplosbare stoffen (0,1%)
  • Vetachtige stoffen (1,0%)
  • Vetten (98,5%)

Slide 22 - Tekstslide

Melkvet heeft verschillende functies in de melk, vraag stellen wat de studenten kunnen bedenken. Voedingswaarde, smaak en structuur (deel kleur).

Melkvet zelf bestaat niet alleen maar uit vet. het bestaat uit vet-oplosbare stoffen zoals vitamine A en D (zie schema melksoorten). Vitamine A is veel meer aanwezig in geitenmelk dan Koeienmelk, studenten vragen hoe dat kan. caroteen, een gele kleurstof welke van nature aanwezig is in de voeding zoals gras, wordt door koeien niet goed verteerd, daarom is de melk wat geliger en de kaas ook. Geiten zetten caroteen om in vitamine A, vandaar dat de kleur witter is. (in de winter eten koeien geen gras, maar toch is de kleur van kaas altijd geel, hoe kan dat?)  De kaas wordt bijgekleurd met kleurstof (anatto) zodat er een constante kwaliteit ontstaat. 


Vet heeft verschillende eigenschappen. Benoem eigenschappen van vet

Slide 23 - Open vraag

Vet lost niet op / mengt niet met water.
Er zijn verzadigde en onverzadigde vetten.
Vet is lichter dan water, komt boven drijven.
Vet is"drager" van smaakstoffen.
Eigenschappen (melk)vet
  • Vet en water stoten elkaar af
  • Kleine moleculen  (0,003mm)
  • Glycerol en 3 vetzuren
  • Eiwit laagje
  • Melkvet vloeibaar vanaf 37 C
  • Smelttraject
  • Vetbeschadiging door lucht

Slide 24 - Tekstslide

kleine moleculen maar klitten samen tot grotere bolletjes ivm hekel aan water. 

Vetbederf door beschadiging: vragen waardoor het kan beschadigen:
Luchtinslag
- lekke koppelingen
- Hoge valhoogtes
- Vloeistofniveau in roerwerk
Wild verpompen
Blind draaien van een pomp
Haakse bochten


Glycerol met 3 vetzuren (tri-glyceride)

Eigenschappen vet(zuren) hangt af van:
 lengte (koolstof)keten bijv. boterzuur C-C-C-C
 samenstelling van de keten
Verzadigd
Onverzadigd
Meervoudig onverzadigd
Smelttraject is afhankelijk van de vetzuursamenstelling.

Invloed voer op vetten in de melk
  • Onverzadigde vetzuren, beter ter voorkoming van hart- en vaatziekten.
  • Voer lijnzaad, sojaschroot, klaver en vers gras.
  • Verzadigde vetzuren, minder goed voor de mens. 
  • Voer snijmais.
Luister mij

Slide 25 - Tekstslide

vragen hoe men onverzadigde vetzuren kan herkennen (dit voor tekenen online/op bord)


Onverzadigde vetzuren, beter ter voorkoming van hart- en vaatziekten.
Voer lijnzaad, sojaschroot, klaver en vers gras.
- oxideren sneller (korter houdbaar)
- essentiële vetzuren


Verzadigde vetzuren, minder goed voor de mens.
Voer snijmais.
Verschil seizoenen, zomers 50% meer onverzadigde vetten in de melk.
Zomer: vers gras, melk met lager vetgehalte en meer onverzadigde vetzuren.
Winter: kuilvoer, melk met hoger vetgehalte en meer verzadigde vetzuren.
Hoe zouden vetten kunnen bederven?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bederf van vetten
  • Oxidatie 
  • Hydrolyse
  • Lipase 

Slide 27 - Tekstslide

oxidatie kan versneld worden door zonlicht, zuurstof en koper. en of een vet meer onverzadigde vetzuren bevat. 
Oproomsnelheid vetten
Afhankelijk van:
  • Viscositeit van het melkplasma
  • Dichtheidsverschil tussen vet en plasma
  • De straal van de vetbolletjes
room

Slide 28 - Tekstslide

Waarom roomt melk op?
Oproomsnelheid afhankelijk van:
Viscositeit van het melkplasma. hoe dikker hoe moeilijker het oproomt
Dichtheidsverschil tussen vet en plasma. De dichtheid veranderd door temperatuurverschillen. Vet heeft een lagere dichtheid dan water of plasma waardoor het ook lichter is en gaat opromen. als de dichtheid dichter bij elkaar komt zal het vet minder snel kunnen opruimen.  

De straal van de vetbolletjes. hoe groter de straal (diameter/2) hoe groter de diameter hoe sneller deze oproomt. daarom worden de vetbollen bij het homogeniseren ook verkleind, ze krijgen dan een kleinere diameter met een relatief groter oppervlakte, hierdoor ontstaat er meer weerstand en zal vet minder snel opromen.

Praktijk nog sneller door vorming oproomtrossen.

Opdracht


Maak van de opdracht melksamenstelling de vragen die bij 1.1 en 1.2 horen
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

    Eiwitten
20 aminozuren
  • 8 essentieel 
  • 12 niet-essentieel

Aminozuren bevatten:
een zuurgroep + aminogroep

Slide 30 - Tekstslide

Er zijn 20 aminozuren die ons lichaam nodig heeft om daaruit eiwitten te kunnen maken. Twaalf van deze aminozuren maakt het lichaam zelf aan, acht aminozuren krijgen we binnen via ons voedsel. Deze acht aminozuren noemen we daarom 'essentieel'. 

Aminozuren zijn samengesteld uit de elementen koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof. De aanwezigheid van het element stikstof is karakteristiek voor eiwitten. 

Een aminozuur bestaat uit een aminogroep en een zuurgroep. 
Klik hier voor uitleg
BiNaS 67C2
of
https://www.aljevragen.nl/sk/biochemie/BIO157.html

https://slideplayer.nl/slide/2152537/

Slide 31 - Tekstslide

Primair = de volgorde van aminozuren (draadje)
Secundair = spiraal (α-helix)
Tertiair = bolvorm (opgevouwen spiraal)
Quaternair = meerdere eiwitbollen bij elkaar
Ruimtelijke structuur bepaalt eigenschappen.

Welke eigenschappen van eiwitten ken je al?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschappen eiwitten
  • Emulgator (bijv. van vet)
  • Houden lucht vast (schuim)
  • Houden water vast
  • Plakken 
  • Afbraak door enzymen
 (proteïnase) en bacteriën
Gaan uitvlokken bij:
  • lagere pH`s
  • hogere temperaturen
  • hoog zout%
  • sterke mechanische behandelingen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem de twee belangrijkste eiwitten die in de melk voorkomen

Slide 34 - Open vraag

De belangrijkste eiwitten in melk zijn:
- kaasstof (caseïne)
- serumeiwit
Melkeiwit
De twee belangrijkste eiwitten die in melk voorkomen zijn:
  • kaasstof (caseïne)
  • serumeiwit (wei-eiwitten)

Slide 35 - Tekstslide

Eiwitten zijn opgebouwd uit verschillende aminozuren. 

Melk bevat in totaal ongeveer 3,4% eiwit. Deze eiwitten zijn onder te verdelen in de 2 belangrijkste eiwitten. 
namelijk serumeiwitten, ook vaak wei-eiwitten genoemd, Lossen goed op in melk, omdat het kleine eiwitten zijn. 


en kaasstof (ofwel caseïne). 
Er zijn 4 soorten caseïnes: αs1-,αs2-, β- en к-caseïne. Lossen slecht op in melk omdat het wat grotere eiwitten zijn.

Tachtig procent van het eiwit in melk bestaat uit caseïne. De resterende 20% eiwit zijn de serumeiwitten 
Caseïne eiwit (kaasstof)
  • Groot molecuul
  • Lossen slecht op
  • Colloïdaal opgelost 
  • Hittestabiel 
  • Afbraak door enzymen

Slide 36 - Tekstslide

Colloïdaal opgelost (gelei-achtig zoals eiwit in ei)
  • Caseïnemolecuul: Komt niet opgelost voor in water.
  • Caseïnemoleculen: Net als vet de neiging om samen te voegen.
  • Honderden caseïnemoleculen vormen samen een caseïnemicel of kaasstofdeeltje.
  • Caseïnemicel is negatief geladen en stoten elkaar af.
  • Toevoeging van zuur (+) geeft verlies lading kaasstof, en kaasstofdeeltjes voegen dan samen.
Colliodaaal oplossen betekend dat het lijkt alsof de deeltjes zijn opgelost terwijl dit niet zo is. de deeltjes zijn zeer fijn verdeeld in de vloeistof

Serum (wei) eiwit
  • Kleiner dan Caseïne
  • Hydrofiel
  • Vlokt niet uit met stremsel
  • Hitte instabiel
Gevolgen hitte instabiel
  • Kan meer water opnemen
  • Slaan neer op caseïne
  • Kooksmaak
  • Vervuiling

Slide 37 - Tekstslide

Molecuul kan meer water opnemen
Kapotte moleculen geven kooksmaak en anti-oxidante werking
Slaan neer op Caseïne
Vervuiling van (verhittings)apparatuur
Verdwijnen bacterie remmende werking


Serumeiwitmoleculen: Komen opgelost voor in water.
Net als caseïne vormen deze ook micellen.
Serummicellen zijn veel kleiner dan caseïne micellen.
Serummicellen zijn negatief geladen en stoten elkaar af.
Toevoeging van zuur geeft ladingverlies maar micellen klitten daardoor niet samen.
Door verhitten wordt serumeiwit onoplosbaar.
Slaat dan neer op apparatuur en caseïne, en geeft kooksmaak.

Sleep de eigenschappen naar de juiste eiwitten.
Serum- eiwitten
Caseïne- eiwitten
Goed oplosbaar
Slecht oplosbaar
Vormen klonten
Losse Moleculen
Wei-eiwitten
Kaasstof

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Melksuiker
Melksuiker (lactose) is een di-sacharide.



Slide 39 - Tekstslide

Dat betekent dat lactose uit twee suikermoleculen bestaat. Lactose is opgebouwd uit 2 suikereenheden die monosachariden (mono = 1) worden genoemd
Welke functies zou melksuiker kunnen hebben?

Slide 40 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Melksuiker
  • Voeding voor de melkzuurbacteriën. 
  • Melksuiker is oplosbaar in water.  
  • Lage temp --> slecht oplosbaar
  • Maillard reactie.
  • Geringe zoetkracht
  • Houdbaarheid aan kaas en bevordert stremmen.

Slide 41 - Tekstslide

Voeding voor de melkzuurbacteriën.
Bacteriën eten de suiker op en scheiden melkzuur af.
Melksuiker is oplosbaar in water.
Bij hoogverhitting reageert suiker met eiwit. De zogenaamde maillard reactie.
Omzetten van melksuiker in melkzuur geeft smaak en houdbaarheid aan kaas en bevordert stremmen.

Lactose intolerantie bij mensen (als enzym lactase ontbreekt)
Wordt door zuursel (melkzuurbacteriën) omgezet in:
melkzuur (pH daling),
koolzuurgas en
Smaakstoffen 

Wat zou er gebeuren als je lactose gaat verhitten, benoem de 2 reacties en het verschil hiertussen.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht


Maak van de opdracht melksamenstelling de vragen die bij 1.3, 1.4 horen.
timer
10:00

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vetoplosbare vitamines

Vitamine A
Vitamine D
Vitamine E
Vitamine K

Ezelsbruggetje: 
Deze vitamines houden niet van water dus blijven ze liever op de KADE
Wateroplosbare vitamines

Alle B-vitamines
Vitamine C

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vitamines en mineralen

  • Vitamine A: zorgt voor weerstand.
  • Vitamine B: zorgt voor goed zenuwstelsel.
  • Vitamine D: zorgt voor goede calcium-opname.

Slide 45 - Tekstslide

Veel B vitamines spelen een rol in de energievoorziening van het lichaam, de aanmaak van witte en rode bloedlichaampjes en het goed functioneren van het zenuwstelsel.
Pro-vitamine A (=caroteen): geeft gele kleur aan vet.
In geitenmelk geheel omgezet tot vitamine A. (witter) vraag stellen geiten en koeien uit begin v/d les
Welke vitamines zitten vooral in melk?
A
A-B-C
B
A-B-D
C
D-E-K
D
A-E-K

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vitamines en mineralen
Mineralen zijn zouten. In de melk is dit <1% daarom proef je deze niet.

Mineralen die in melk voorkomen: 
Calcium (Ca)                                            Fosfor (P) 
Natrium (Na)                                            Kalium (K) 
Magnesium (Mg)                                    IJzer (Fe) 

Slide 47 - Tekstslide

Calcium: goed voor de botten
Magnesium:
Ijzer: 

Zitten in serum en in caseïne-micel
Calciumfosfaat slaat neer bij verhitten (vanaf 65°C)
Neergeslagen zouten verwijderen met zuur


Enzymen in de melk
Enzymen bestaan uit eiwitten.

Belangrijke enzymen die bij melk een rol spelen:
  • Lipase: splitsen vetten.
  • Lactase: afbreken van lactose (melksuiker).
  • Chymosine: stremt eiwit
    (bij de bereiding van kaas).

Slide 48 - Tekstslide

enzymen kun je vaak herkennen aan dat het eindigt op ase
Werking van een enzym

Slide 49 - Tekstslide

Het oppervlakte van een enzym heeft een eigen specifieke vorm. Die vorm bepaalt welke stoffen aan het oppervlak van het enzym kunnen hechten, waardoor er reacties kunnen ontstaan, zoals op elke potje een dekseltje past bij elk slot een specifieke sleutel. Bij de spijsvertering hebben we te maken met enzymen die de aan het enzym.
 gehechte stof splitst. 

substraat: stoffen die door het enzym worden omgezet, of geknipt


Kijk opdracht

  1. Wat is een katalysator?
  2.  Een enzym is substraat specifiek, wat betekent dit?

Slide 50 - Tekstslide

In het filmpje komen de volgende vragen aan bod

Slide 51 - Video

Wat is een katalysator?
een stof die bepaalde reacties kan versnellen.



Zetten een reactie in gang
Nemen er zelf niet aan deel
Sleutel – slot principe
Eigenschappen afhankelijk van structuur
Door verhitting denatureren
Verschillende bronnen (natuurlijk; door bacteriën)



Wat is een katalysator?

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht


Maak van de opdracht melksamenstelling de vragen die bij 1.5 t/m 1.8 horen.
timer
20:00

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerkopdracht
Bedenk individueel per les minimaal 5 open vragen met antwoorden en stuur deze voor  19 januari op naar amensink@zone.college. 

We gaan hiervan een oefentoets maken voor de les van 24 januari.

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies