Marktgedrag hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4 marktgedrag
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 marktgedrag

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leg vorig plaatje uit

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen 
  • Voorbeelden noemen van markten van oligopolie
  • De kenmerken van de marktvorm oligopolie beschrijven

Slide 6 - Tekstslide

Overzicht marktvormen

Slide 7 - Tekstslide

Oligopolie
Homogeen oligopolie
(klanten letten vooral op de prijs, er kan een prijsoorlog ontstaan)
Heterogeen oligopolie
(producenten moeten met elkaar concurreren)

Slide 8 - Tekstslide

Supermarkten
Internet en telefonie
Heterogeen oligopolie

Slide 9 - Tekstslide

Energie
Brandstof
Homogeen oligopolie 

Slide 10 - Tekstslide

Duopolie
Als er maar twee oligopolies zijn, noem je het een duopolie.

Slide 11 - Tekstslide

Weinig aanbieders, veel vragers

Slide 12 - Tekstslide

Moeilijke toetreding tot de markt
Toetredingsbarrières:
  • hoge aanvangsinvesteringen
  • verzonken kosten (vaste gemaakte kosten die bij sluiting van de onderneming nite meer terugverdiend kunnen worden)
  • octrooien 

Slide 13 - Tekstslide

Concurrentie vs. samenwerken
  • schaalvoordelen
  • verzonken kosten: hierdoor zullen partijen terughoudend zijn met samenwerking, tenzij er contracten worden gemaakt.
  • octrooien: bewijs van uitvinding, geeft alleenrecht op commercieel gebruik van uitvinding. 

Slide 14 - Tekstslide

Kartel
Verboden prijsafspraken = kartel

Reden → onderlinge concurrentie beperken

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten

II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 17 - Quizvraag

De kans op een kartel is bij een oligopolistische marktvorm veel groter dan bij volkomen concurrentie.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de volgende goederen / diensten kunnen een oligopolist zijn?
A
Benzine
B
Mobiele telefoons
C
Cola
D
Vliegtuigmaatschappij

Slide 19 - Quizvraag

Een kartel is niet strafbaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet een product waarbij het voor de consument niet uit maakt wie het levert of van welk merk het product is?
A
Homogeen goed
B
Heterogeen goed

Slide 21 - Quizvraag

Evaluatie lesdoelen - les 6
  • Voorbeelden noemen van markten van oligopolie
  • De kenmerken van de marktvorm oligopolie beschrijven

Slide 22 - Tekstslide

De afzet (omzet) van een bedrijf in procenten van de totale afzet (omzet) op de markt
Afspraken tussen bedrijven om hun onderlinge concurrentie te beperken.
Marktvorm met maar één aanbieder.
Marktvorm met veel aanbieders van heterogene producten.
Kartel
Marktaandeel
Monopolie
Monopolistische concurrentie

Slide 23 - Sleepvraag

Wat zijn de marktvormen met prijzetting?
Martkvorm met prijszetting
Marktvorm zonder prijszetting
Monopolie
Oligopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen concurrentie

Slide 24 - Sleepvraag