16e cours (grammaire H deel 4 + le portable perdu)

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Planning du jour

Français en classe 

Au travail

Terugblik

Terugblik

1. Zet de zinnen in de goede volgorde.

A.  avons - passé - nous - un bon weekend

B.  elles - mangé - ont - la pizza

C.  donné - tu - un petit cadeau - as - ?

2. Vertaal de zinnen van opdracht 1 in het Nederlands.

3. Vul de voltooide tijd in (passé composé)

A. On (parler) ____ ______   avec les copines.

B. Ta soeur (jouer) ___ _____   à la console.

Terugblik

1. Zet de zinnen in de goede volgorde.

A.  nous avons passé un bon weekend.    Wij hebben een leuk weekend gehad.

B.  elles ont mangé la pizza.                   Zij hebben de pizza gegeten.

C.  tu as donné un petit cadeau ?            Heb jij een klein cadeau gegeven?

3. Vul de voltooide tijd in (passé composé)

A. On (parler) A PARLÉ avec les copines.

B. Ta soeur (jouer) A JOUÉ à la console.

Avoir (hebben). Let op! Er blijft 1 over.

J'ai	Ik heb
1	Jij hebt
Il / elle a	2
On a	3
4	Wij hebben
5	U heeft, jullie hebben
Ils, elles ont	6

1

2

3

4

5

6

wij hebben

tu as

zij hebben

nous avons

zij zijn

hij, zij heeft

vous avez

Beantwoord de vraag in het Frans.
1. Tu as passé un bon weekend?
2. C'est quand ton anniversaire?

Beantwoord de vraag in het Frans.
1. Quelle est ta matière préférée ?
2. Qui est ton prof préféré ?

47

1. quatre-sept
2. quarante-sept
3. cinquante-sept
4. quatorze-sept

89

1. quatre-vingt-neuf
2. quarante-vingt-neuf
3. huit-neuf
4. vingt-quatre-neuf

25

1. deux-cinq
2. cinq-deux
3. vingt-cinq
4. vingt-quinze

Bekijk het plaatje. Welke zin klopt?

1. Elle a les yeux marron.
2. Elle a les yeux bleus.
3. Elle a les cheveux noirs.
4. Elle porte des lunettes.

Bekijk het plaatje. Welke zin klopt?

1. Il a les yeux rouges.
2. Il a les yeux bleus.
3. Il a les cheveux bruns.
4. Il porte des lunettes.

Bekijk het plaatje. Welke zin klopt?

1. Il a les yeux rouges.
2. Il a les yeux bleus.
3. Il a les cheveux verts.
4. Il porte des lunettes.

Beschrijf het uiterlijk van deze persoon in 3 HELE zinnen.
Let op! Je mag 1x de ontkenning (ne..pas) gebruiken.
1. haarkleur
2. oogkleur (bruin)
3. geen bril / lang of klein

Beschrijf het uiterlijk van deze persoon in 3 HELE zinnen.
Let op! Je mag 1x de ontkenning (ne..pas) gebruiken.
1. haarkleur
2. oogkleur (bruin)
3. geen bril / lang of klein

ex. 29

Dictée: écoute et note les mots.

page: trente-six

Dictee: luister (2x) en noteer de ontbrekende woorden.

blz: 36

ex. 29

Le portable perdu (overslaan)

     Au travail

page: cent-trente

4a Kruis aan welke zinnen in de passé composé staan

4b Onderstreep de passé composé 

4c Maak de zinnen compleet

5a maak de tabel compleet

5b kies

5c maak de zin compleet. Zet het bijv. naamwoord in de goede vorm. 

6 omschrijf de plaatjes.

13a Domino van cijfers. Zet de cijfers in de goede volgorde. 

13b Hoe laat is het?