H5 par 1

H5 par 1


* Weet je wat op welke manier de volgende dingen invloed hebben op de temperaturen in Europa:
golfstroom
breedteligging
aanlandige westenwind



aan het einde van de les:
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H5 par 1


* Weet je wat op welke manier de volgende dingen invloed hebben op de temperaturen in Europa:
golfstroom
breedteligging
aanlandige westenwind



aan het einde van de les:

Slide 1 - Tekstslide

golfstromen
Langs het westen van Europa loopt een warme zeestroom (de Golfstroom)
Deze stroming brengt warm zeewater van de evenaar naar het noorden.

Eenmaal in het noorden aangekomen is de Golfstroom afgekoeld en stroomt als koude zeestroom langs Noord-Amerika.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Invloed van zeestromen op de temperatuur
  • Zeestromen brengen warm water naar gebieden waar het kouder is.
  • Zeestromen brengen koud water naar gebieden waar het warmer is.

De warme Golfstroom brengt warm water vanaf de Golf van Mexico naar de westkust van Europa -> ook Nederland heeft hier profijt van.

=> Het warme water van de Golfstroom zorgt er voor dat het aan de westkust van Europa nooit heel erg koud is.


Slide 4 - Tekstslide

Invloed van de wind op de temperatuur
  • Zomer: zeewater warmt langzaam op -> de wind is daardoor koel -> aan de kust is het daardoor koeler dan in het binnenland.
  • Winter: zeewater koelt langzaam af -> de wind is niet zo koud -> aan de kust is het daardoor warmer dan in het binnenland.
  • wind van zee naar land = aanlandige wind
  • wind van land naar zee = aflandige wind


Slide 5 - Tekstslide

Legenda temperatuur:
-geel = warm
-groen = gematigd
-paars = koud
Opdracht
Je ziet op de kaart twee plaatsen aangegeven met een kruis: Nederland en de oostkust van Canada.
1- welk verschil zie je tussen beide plaatsen?
2- Bedenk hoe dit kan.
3- Geef je antwoord in de volgende vraag! Gebruik hierbij de woorden breedteligging, zeestroom en wind.

Slide 6 - Tekstslide


1- welk verschil zie je tussen beide plaatsen?
2- Bedenk hoe dit kan.
Gebruik hierbij de woorden breedteligging, zeestroom en wind.

Slide 7 - Open vraag

Europa ligt in de gematigde zone -> wat houdt dat in?
  • niet heel warm, niet heel koud
  • op hoge breedte is het kouder dan op lage breedte
  • Zuid-Europa ligt in de subtropen -> het ligt dicht bij de tropische zone, warm!
  • groot deel van Noord-Europa ligt boven de poolcirkel, koud!


Binnen de gematigde zone zijn dus grote temperatuurverschillen => breedteligging bepaalt de temperauur.

Slide 8 - Tekstslide

Samengevat:

  • Zeestromen hebben invloed op de temperatuur
  • Wind heeft invloed op de temperatuur
  • Breedteligging heeft invloed op de tempertuur


Slide 9 - Tekstslide

maken opdr 1 t/m 8

Slide 10 - Tekstslide

Welke 3 dingen hebben invloed op het klimaat van Europa?

Slide 11 - Open vraag

Hoe hoger de breedteligging van een plaats, hoe kouder het is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Aflandige wind is wind vanuit de zee
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag