Heeft de beschaafde man die zich intellectueel ontwikkelde, maar juist dáárom misschien op geldverdienen zich niet toelegde, minder recht van bemoeienis met de publieke zaak, dan de kasteleien van een meisjeswinkel? Staat de eerlyke arme boven den gelukkigen gauwdief, boven den woekeraar? Moet een dokter in de letteren, een wysgeer, de man van studie, lager staan dan de schacheraar? Als de ministers het geld van de Natie wegsmyten, zoodat de belastingen hoog blyven, lyden zy toch ook onder dien druk. Als we door slecht bestuur oproer krygen, of oorlog, of watersnood, lyden zy toch ook onder die rampen.