Leçon 1 octobre

Le programme
  • Corriger la lettre informelle
  • Diagnotische toets Idioom chap. 1-8
  • Strategieën woordjes leren
  • Répéter le futur simple et futur proche
  • Le conditionnel (futur du passé)

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Le programme
  • Corriger la lettre informelle
  • Diagnotische toets Idioom chap. 1-8
  • Strategieën woordjes leren
  • Répéter le futur simple et futur proche
  • Le conditionnel (futur du passé)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Réponses HAVO
1. plaire
2. l'exercice
3. la confiture
4. l'habitude
5. les coordonnées
6. expliquer
7. inquiet, inquiète
8. environ
9. dangereux
10. la vie
11. la montagne
12. la vitesse
13. faire du sport



Réponses VWO
1. améliorer
2. le poids
3. enchanté
4. un animal domestique
5. inquiet, inquiète
6. utile
7. traverser
8. la plupart des
9. dépenser
10. la méteo
11. lentement
12. le château
13. le séjour


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Réponses HAVO

exercice B
1. faire du sport
2. la montagne
3. dangereux
4. inquiets
5. environ
Réponses VWO

exercice B
1. améliorer
2. dépenser
3. inquiet/inquiète
4. utiles
5. traverser

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordjes leren
De 4 O's
1. Overkijken
2. Oplezen
3. Opschrijven
4. Overhoren

Slide 4 - Tekstslide

Docent
  1. Woorden lezen en hardop uitspreken
    > goede als je woorden voor de eerste keer gaat leren.
  2. Woorden lezen (met een hand afdekken)
    > goed om te checken of je ze een beetje onthouden hebt.
  3. Schrijven
    > Hier wordt vaak op getoetst. Belangrijk om hier al mee te oefenen. 
  4. Quizlet/WRTS
    > Kun je gebruiken om te controleren wat je al weet. Gebruik ook regelmatig de dictee variant en het schrijven, zodat je met verschillende zintuigen leert.
    > Vooral de uitspraak helpt goed bij het onthouden van de woorden (Hulstein, 2012)
  5. Flashcards maken
    Kaartjes maken met op de voorkant het Nederlandse woord en achterkant het Franse. Zo ben je eerst al aan het schrijven en vervolgens kun je jezelf overhoren. Zo train je meerdere zintuigen. Het werkt extra goed als je de woorden die je lastig vindt op een apart stapeltje legt en die extra vaak herhaalt, totdat je ze kent. Dan mogen ze op de "ken ik!" stapel.
  6. Zinnen / verhaaltje maken
    Hier ga je echt de woorden toepassen. Woorden die je zelf moet kunnen gebruiken (productief) kun je hiermee goed oefenen, omdat je heel actief met de woorden aan de slag gaat. (Westhoff, 2009).
  7. Woorden categoriseren / mind-map maken.
    Denk aan "bestek: lepel, mes, vork". Zo heeft je geheugen een extra 'kapstok'. Dit werkt vooral om woorden receptief te onthouden (Staatsen & Heebing, 2015).
  8. Ezelsbruggetjes maken
Overhoren
  • Flitskaartjes (NL-FR)
  • Laten overhoren
  • Apps (Quizlet, Kwizl, WRTS)
  • Moeilijke woorden op
    post-it kaartjes in huis
Tip: doorlezen, hand erop, jezelf overhoren. Fout? Opnieuw!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra tips
  1. Zinnen maken
  2. Woorden categoriseren / Mind-map maken
  3. Ezelsbruggetjes maken
  4. Op verschillende manieren overhoren
  5. Herhalen, in kleine stukjes opdelen

Slide 6 - Tekstslide

Docent
  1. Woorden lezen en hardop uitspreken
    > goede als je woorden voor de eerste keer gaat leren.
  2. Woorden lezen (met een hand afdekken)
    > goed om te checken of je ze een beetje onthouden hebt.
  3. Schrijven
    > Hier wordt vaak op getoetst. Belangrijk om hier al mee te oefenen. 
  4. Quizlet/WRTS
    > Kun je gebruiken om te controleren wat je al weet. Gebruik ook regelmatig de dictee variant en het schrijven, zodat je met verschillende zintuigen leert.
    > Vooral de uitspraak helpt goed bij het onthouden van de woorden (Hulstein, 2012)
  5. Flashcards maken
    Kaartjes maken met op de voorkant het Nederlandse woord en achterkant het Franse. Zo ben je eerst al aan het schrijven en vervolgens kun je jezelf overhoren. Zo train je meerdere zintuigen. Het werkt extra goed als je de woorden die je lastig vindt op een apart stapeltje legt en die extra vaak herhaalt, totdat je ze kent. Dan mogen ze op de "ken ik!" stapel.
  6. Zinnen / verhaaltje maken
    Hier ga je echt de woorden toepassen. Woorden die je zelf moet kunnen gebruiken (productief) kun je hiermee goed oefenen, omdat je heel actief met de woorden aan de slag gaat. (Westhoff, 2009).
  7. Woorden categoriseren / mind-map maken.
    Denk aan "bestek: lepel, mes, vork". Zo heeft je geheugen een extra 'kapstok'. Dit werkt vooral om woorden receptief te onthouden (Staatsen & Heebing, 2015).
  8. Ezelsbruggetjes maken
Wat is een futur proche?
A
Je donnerai
B
Je donnerais
C
Je vais donner
D
J’ai donné

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

faire, nous (futur proche)

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je
choisir
Tu
choisir
Elle
choisir
Nous
choisir
Vous
choisir
Ils
choisir
Travailler au futur simple
ai
as
a
ons
ez
ont

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conditionnel - reg. ww
REGARDER
CHOISIR
VENDRE
Je
regarderais
choisirais
vendrais
Tu
regarderais
choisirais
vendrais
Il/elle/on
regarderait
choisirait
vendrait
Nous
regarderions
choisirions
vendrions
Vous
regarderiez
choisiriez
vendriez
Ils/elles
regarderaient
choisiraient
vendraient

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le conditionnel

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(verbes irréguliers au conditionnel)
Relie le verbe avec l'infinitif
Avoir
être
aller
faire
savoir

pouvoir
J'aurais
Tu serais
Nous irions
ils feraient
je saurais
vous pourriez

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordenschrift aanvullen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Traduis:
1. Zou u de opdracht kunnen uitleggen?
2. Als ik jou was, zou ik de dokter bellen.
dokter = médecin

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ken de uitgangen van de conditionnel en weet in welke context ik het moet toepassen
Ja
Ik ken de uitgangen, maar niet de toepassing
Ik ken de toepassing, maar niet de uitgangen
geen van beide

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs
  • avoir lu Candide chap. 4
  • idioom chap. 9 et 10 NF
  • volgende les niet vergeten: woordenboeken NF FN

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies