Rekensom

Economie
Hoofdstuk 3  - We gaan voor de winst
§3.2. Hoeveel levert het op?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie
Hoofdstuk 3  - We gaan voor de winst
§3.2. Hoeveel levert het op?

Slide 1 - Tekstslide

Economie
Hoofdstuk 3  - We gaan voor de winst
§3.2. Hoeveel levert het op?

Slide 2 - Tekstslide

Handelingsaanwijzingen
Nodig: 
  • Pen en papier
  • Rekenmachine
  • Mobiele telefoon

Heb je een vraag? Steek dan je hand op!

Slide 3 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen
  • Activeren voorkennis
  • Introductiefilmpje
  • Brutowinst, nettoresultaat en arbeidsproductiviteit
  • Bespreken huiswerk
  • Controle leerdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Hoe je de brutowinst en het nettoresultaat berekent
  • Wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen
  • Wat de productiecapaciteit van een bedrijf is

Slide 5 - Tekstslide

Winst

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Omzet
Omzet = prijs x aantal verkochte producten (afzet)

Bijv. 
Je verkoopt 50 flesjes water voor € 1,00 per flesje.
Omzet = € 1,00 x 50 = € 50,00

Slide 8 - Tekstslide

Jij verkoopt 60 voetballen voor € 2,50 per voetbal. Met welk bedrag stijgt je omzet als je 1 voetbal extra verkoopt?

Slide 9 - Open vraag

Kosten
Kosten = 
prijs x aantal ingekochte producten die je gaat verkopen


Bijv.
De 50 flesjes water die je net hebt verkocht, heb je ingekocht voor € 0,60 per flesje. 
Kosten = € 0,60 x 50 = € 30,00

Slide 10 - Tekstslide

De 60 voetballen die jij hebt verkocht, heb je ingekocht voor € 1,50 per stuk. Hoeveel kosten komen erbij als je 1 voetbal extra verkoopt?

Slide 11 - Open vraag

De 60 voetballen die jij hebt verkocht, heb je ingekocht voor € 1,50 per stuk. Bereken de kosten.

Slide 12 - Open vraag

Brutowinst
Brutowinst = verschil tussen omzet en kosten

Bijv. 
Je verkoopt 50 flesjes water voor € 1,00 per flesje.
Omzet = € 1,00 x 50 = € 50,00

De 50 flesjes water die je net hebt verkocht, heb je ingekocht voor € 0,60 per flesje. 
Kosten = € 0,60 x 50 = € 30,00

Brutowinst = omzet - kosten
Winst = € 50,00 - € 30,00 = € 20,00

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het gevolg voor de brutowinst als de kosten per voetbal omhoog gaan naar € 2,00 per voetbal en jij de verkoopprijs op € 2,50 houdt?

Slide 14 - Open vraag

De kosten van de voetballen waren € 90,- totaal. De omzet bedroeg € 150,-.Bereken de brutowinst.

Slide 15 - Open vraag

Samengevat
Omzet = prijs x aantal verkochte producten (afzet)
Kosten = prijs x aantal ingekochte producten die je gaat verkopen
Brutowinst = verschil tussen omzet en kosten

Slide 16 - Tekstslide

Kan ik deze winst nu zomaar in mijn zak steken of in het bedrijf stoppen?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Brutowinst
Deze kosten betalen ze van de brutowinst
Bedrijven hebben kosten

Slide 18 - Tekstslide

Nettoresultaat
Wat overblijft na het betalen van de rekeningen =


Slide 19 - Tekstslide

Verschil
Wat is het verschil tussen brutowinst en nettowinst?

Slide 20 - Tekstslide

Je verkoopt 50 sleutelhangers in voor € 125,- totaal en verkoopt ze voor € 5,- per stuk. Aan bedrijfskosten ben je € 50,- kwijt. Bereken het nettoresultaat.

Slide 21 - Open vraag

Wordt het nettoresultaat groter of kleiner als de bedrijfskosten stijgen?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

De medewerkers bij CoolBlue volgen een cursus. Wat voor effect heeft dit op de arbeidsproductiviteit?

Slide 24 - Open vraag