Organisatie blok 1.1 week 4 ma/wo

Anatomie circulatiestelsel
Blok 1.1 - week 4
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
OrganisatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Anatomie circulatiestelsel
Blok 1.1 - week 4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
• Je kent de anatomie van de bloedomloop en het hart.
• Je weet hoe de circulatie werkt en waarom we circulatie nodig hebben.
• Je kunt een algemene beschrijving kunnen geven van de meest voorkomende aandoeningen van het hart.
• De bouw, de eigenschappen en de functies van de verschillende soorten bloedvaten kunnen beschrijven: de arteriën, de venen en de capillairen.
• Een algemene beschrijving kunnen geven van de meest voorkomende aandoeningen van de bloedvaten.
• De naam en het verloop van de grote arteriën en venen van de grote en kleine bloedsomloop kunnen beschrijven.
• Uit kunnen leggen hoe de bloedsomloop verloopt vóór de geboorte en hoe die verandert ná de geboorte.
• De functie van de afwijkende bloedsomloop vóór de geboorte kunnen uitleggen.
• Uit kunnen leggen hoe de bloeddruk in en de bloedstroom door het lichaam ontstaat.

Slide 2 - Tekstslide

Lesinhoud
  • De docent laat de clips over bloedsomloop, het hart, hart- en bloedvaten, de functie van het hart, slagaders en aders, en haarvaten klassikaal zien.
  • Je krijgt tussendoor vragen om je kennis te testen
  • Daarna worden de antwoorden besproken.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Bij de bloedsomloop zijn het hart, de slagaders en de aders van belang. Vul bij de volgende twee zinnen het woord van of naar in op de stippellijn.
In de aders loopt het bloed ………… het hart.
A
Naar
B
Van

Slide 5 - Quizvraag

Bij de bloedsomloop zijn het hart, de slagaders en de aders van belang. Vul bij de volgende twee zinnen het woord van of naar in op de stippellijn.
In de slagaders loopt het bloed …………. het hart.
A
Naar
B
Van

Slide 6 - Quizvraag

Bloedsomloop
  • Bij de mens zijn er eigenlijk twee bloedsomlopen, de grote bloedsomloop en de kleine bloedsomloop. 
  • Bij de kleine bloedsomloop gaat het bloed vanuit het hart door een slagader naar de longen, vanuit daar gaat het bloed door een ader terug naar het hart. 
  • Bij de grote bloedsomloop gaat het bloed vanuit het hart door een slagader, het komt dan bij alle weefsels en organen in het lichaam. Daar wordt zuurstof verbruikt. 
  • Vervolgens komt het bloed door een ader terug bij het hart. Geef bij de volgende sleepvraag bij de vier soorten bloedvaten aan of het bloed daarin zuurstofarm of zuurstof rijk is.

Slide 7 - Tekstslide

Geef bij de volgende vier soorten bloedvaten aan of het bloed daarin zuurstofarm of zuurstof rijk is.
Slagader in de kleine bloedsomloop
Ader in de kleine bloedsomloop
Slagader in de grote bloedsomloop
Ader in de grote bloedsomloop
Bevat zuurstofarm bloed
Bevat zuurstofarm bloed
Bevat zuurstofrijk bloed
Bevat zuurstofrijk bloed

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Video

Bij de vorige vragen heb je gezien dat er een verschil is tussen aders en slagaders, maar er zijn nog meer verschillen. Sleep de juiste kenmerken bij elkaar.
Ader
Slagader
Slappe wand
Wel kleppen
Dikke wand
Geen kleppen

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Video

De tekening hiernaast moet een stukje van de grote bloedsomloop voorstellen, de pijlen geven de kant die het bloed op stroomt aan. Sleep de woorden naar de juiste nummer.
1
2
3
Slagader
Haarvat
Ader

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Video

Vul bij de volgende zin op de stippellijnen de juiste woorden in.

In het hart zitten tussen de boezem en de kamer ........., deze werken als een .........
A
vliezen, pomp
B
pezen, sluis
C
vliezen, sluis
D
bacteriën, grens

Slide 14 - Quizvraag

Hieronder zie je een plaatje van het hart. Zet op de 5 streepjes de cijfers van de volgende onderdelen: 1. slagader 2. ader 3. boezem 4. kamer. Er zijn vijf streepjes en vier onderdelen, er is dus een cijfer dat twee keer moet worden ingevuld.
Slagader
Slagader
Kamer
Ader
Boezem

Slide 15 - Sleepvraag

Als je naar het plaatje bij de vorige vraag kijkt zie je een lichtgrijze boezem en kamer, en een donkergrijze boezem en kamer. Het lichtgrijze is de rechterboezem en rechterkamer, het donkergrijze is de linkerboezem en linker kamer. Waarom zit het linkerdeel op het plaatje aan de rechterkant en het rechterdeel op het plaatje aan de linkerkant? (Probeer je voor te stellen dat er iemand voor je staat, en dat je bij die persoon door de borst heen het hart kan zien zitten.)

Slide 16 - Tekstslide

Waarom zit het linkerdeel op het plaatje aan de rechterkant en het rechterdeel op het plaatje aan de linkerkant?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll