5.2 toonhoogte

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Rekenen met f = 1/T en T = 1/f
De frequentie op het scherm van een oscilloscoop berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis
Zijn er tonen die jij irritant vindt ?

Slide 4 - Tekstslide

Snaarinstrumenten
Hoe korter de snaar, hoe hoger de toon.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Hoe dunner de snaar, hoe hoger de toon

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hoe strakker de snaar, hoe hoger de toon.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Ultrasoon geluid
De mens hoort tussen de 20 en 20.000 Hz.
Boven 20.000 Hz noemt men ultrasoon geluid.
Honden horen dit b.v. wel.

Ook echo's om ongeboren kinderen te zien zijn ultrasoon geluid.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Frequentie
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
symbool; f
eenheid: Hz

V.b. f = 220 Hz
d.w.z. de frequentie is 220 Hertz.
Er zijn 220 trillingen per seconde.

Slide 13 - Tekstslide

Trillingstijd
Dit is de tijd voor één trilling.
Symbool: T
Eenheid; s

V.b. T = 20 ms.
d.w.z. De trillingstijd is 20 milliseconde. 
De tijd voor één trilling is 20 ms

Slide 14 - Tekstslide

Verband tussen f en T
Als de frequentie groter wordt, dan wordt de trillingstijd kleiner.

f = 1/T
f = frequentie (in Hz)
T =  trillingstijd (in s)

T = 1/f

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Een snaar heeft een trillingstijd van 20 ms. Bereken de frequentie.
Geg; T = 20 ms

Gevr: f
Opl f = 1/T
f = 1/0,02 = 50 Hz

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Een mug beweegt zijn vleugels 200 keer per seconde. 
a Bereken de frequentie .
b Bereken de trillingstijd.


Slide 17 - Tekstslide

Uitwerking v.b. 2
f = 200 Hz ( 200 x per seconde)
T = 1/f 
T = 1/ 200 
T = 0,005 s

Slide 18 - Tekstslide

De oscilloscoop
De scoop is een apparaat dat trillingen zichtbaar kan maken.
De toongenerator kan tonen van verschillende frequenties maken.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Nut van de lesdoelen
Geluid is een belangrijk examenonderdeel. Zeker f, T en de scoop.
In het dagelijkse leven krijg je vaak met frequenties te maken, denk aan luidsprekers, hondenfluitjes etc.

Slide 21 - Tekstslide

Controle van begrip
In het figuur in de volgende dia zie je twee schermen van een oscilloscoop.
a Wat betekent 0,2ms/div?
b Hoe groot is de trillingstijd en frequentie van toon A?

Slide 22 - Tekstslide

Bereken de trillingstijd en 
frequentie.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Controle van begrip
Een snaar trilt 6000 keer per minuut
a Bereken de frequentie.
b Bereken de trillingstijd.

Slide 25 - Tekstslide

Uitwerking
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
f = 6000/60 = 100 Hz
T = 1/f = 1/100= 0,01 s

Slide 26 - Tekstslide

Wat is ultrasoon geluid ?
A
Geluid onder de 20 Hz
B
Geluid boven de 20 Hz
C
Geluid tussen de 20 en 20 kHz
D
Geluid boven de 20 kHz

Slide 27 - Quizvraag

1 Hoe korter de snaar hoe hoger de toon.
2 Hoe dunner de snaar hoe hoger de toon.
A
1 juist
B
2 juist
C
1 en 2 juist
D
1 en 2 onjuist

Slide 28 - Quizvraag

1 Een scoop maakt trillingen.
2 Een toongenerator maakt trillingen.
A
1 juist
B
2 juist
C
1 en 2 juist
D
1 en 2 onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 31 - Open vraag