Taalverzorging les 3

Welkom 3hd
Ga rustig zitten, pak je spullen op tafel en wacht tot de les begint
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3hd
Ga rustig zitten, pak je spullen op tafel en wacht tot de les begint

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Terugblik

Overhoring zelfstudie

Herhalen paragraaf 5 & 6

Leeskwartiertje

Slide 2 - Tekstslide

Spreekwoord: korte en vaste (onveranderbaar) uitspraak, drukt een bepaalde wijsheid uit. Raad of advies: Voor de wind is het gunstig zeilen. 

Zegswijze: figuurlijk taalgebruik. Situatie wordt beeldend beschreven, geen raad of advies. Een koekje van eigen deeg geven. 

Gezegde: vaste vorm. zegswijze zonder werkwoord. Met volledige inzet. 

Slide 3 - Tekstslide

Overhoring Stijlfiguren 
Huiswerk:
Zelfstudie paragraaf 6: 
Stijlfiguren 2; 8 stijlfiguren kennen & kunnen!

Slide 4 - Tekstslide

Kun je een voorbeeld geven van een antithese?

Slide 5 - Tekstslide

Antithese (tegenstelling)
Kun je een voorbeeld geven van een antithese?


Het is een kwestie van leven en dood.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen ironie en sarcasme?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen ironie en sarcasme?


Ironie is een milde spot, waar sarcasme een bijtende spot is.

Ironie: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt
Sarcasme: bedoeld om iemand te kwetsen

Slide 8 - Tekstslide

Kun je een retorische vraag formuleren?

Slide 9 - Tekstslide

Kun je een retorische vraag formuleren?


Voorbeeld: "Hebben ze bij de NS wel eens van op tijd rijden gehoord?"

Slide 10 - Tekstslide

Van welke stijlfiguur is "Ze was mooi van ver, maar ver van mooi" een goed voorbeeld?

Slide 11 - Tekstslide

Chiasme (kruisstelling)
Van welke stijlfiguur is "Ze was mooi van ver, maar ver van mooi" een goed voorbeeld?

Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguren

Slide 13 - Tekstslide

Stijlfiguren
  • Stijlfiguren zijn manieren om een uiting zo te formuleren, dat het de tekst aantrekkelijker maakt.

  • Met stijlfiguren kun je ook een onderliggend gevoel benadrukken, zonder dat letterlijk te verwoorden.

Slide 14 - Tekstslide

Bij stijlfiguren is het belangrijk om veel te oefenen!

Ga leren met flashcards op Quizlet (Magister)
of
Ga de opdrachten (blz. 23 t/m 29) maken

Slide 15 - Tekstslide

Leeskwartiertje

Pak je leesboek erbij en ga in stilte lezen!

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk 
Kijk nog eens naar paragraaf 5 & 6; leer de soorten stijlfiguren

Werp een blik op de paragrafen beeldspraak (blz. 82 t/m 89)

Slide 17 - Tekstslide

Toets Taalverzorging
18 maart: Oefentoets
19 maart: Toets Taalverzorging paragraaf 5, 6, 20, 21 & 35    (homerische vergelijking NIET, 
je moet weten wat een metoniem is, maar je hoeft niet alle soorten te kennen/kunnen,
je moet de spreekwoorden en gezegden uit de leertekst en de opdrachten kennen)

Slide 18 - Tekstslide