In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
timer
1:00
Wanneer gebruik je een dubbele punt?
Slide 1 - Woordweb
Wanneer gebruik je aanhalingstekens --> '' '' ?
Slide 2 - Open vraag
In welke zin staat het uitroepteken juist?
A
Ik woon in Maastricht !
B
Waar woon je!
C
Blijf van mijn spullen af!
D
Mijn naam is Piet!
Slide 3 - Quizvraag
Dubbele punt
-Gebruik je bij een opsomming
- Gebruik je na een citaat
Slide 4 - Tekstslide
Aanhalingstekens
Gebruik je om een citaat weer te geven.
Citaat: een stuk tekst dat iemand letterlijk zegt
Slide 5 - Tekstslide
Uitroepteken
Blijf van mijn spullen af!
Peter roept: '' Kom hier!''
Ga weg!
Slide 6 - Tekstslide
Vul in: '' '' , : , ! waar nodig is
Een groene slang maakt een praatje met een schildpad. De slang zegt Ik hoop dat ik niet giftig ben De verbaasde schildpad vraagt Hoezo? De slang zegt Omdat ik net in mijn tong gebeten heb
Slide 7 - Open vraag
Welk woord is juist geschreven?
A
de fietsketting
B
de fietsketing
C
de fietskettink
D
de fitsketting
Slide 8 - Quizvraag
Welk woord is goed geschreven?
A
de kola
B
de cola
C
de colaa
D
de kolaa
Slide 9 - Quizvraag
Schrijf op:
Slide 10 - Open vraag
Opdrachten maken
Slide 11 - Tekstslide
welke opdrachten waren moeilijk
Slide 12 - Woordweb
Aanpak 1:
Maak een verhaaltje. Gebruik aanhalingstekens, dubbele punt en leestekens.
Slide 13 - Tekstslide
Aanpak 2: BASIS
Maak alle opdrachten in het werkboek + maak een verhaaltje. Gebruik in het verhaaltje aanhalingstekens, dubbele punt en leestekens.
Slide 14 - Tekstslide
Aanpak 3: VI
Maak de opdrachten in het werkboek + oefen verder met extra werkbladen