H4 les 4 hfdst 4 par 2 les 3

Talent H4 paragraaf 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Talent H4 paragraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
-Leeskring/mondeling, planning en uitleg
-Invullen literatuurlijsten dl 1
-Herhaling hoofdstuk 4 tot dusver

Slide 2 - Tekstslide

Planning leeskring/mondeling
-Opzet: week 22/23
-Som: intekenmogelijkheden
-Afspraak: intekenen t/m woensdagavond
-Volg de instructies:

Slide 3 - Tekstslide

Literatuurlijsten
Vier boeken:
-titel + schrijver
-twee boeken 'leeskring' 
-twee boeken individueel
-vijfde boek?

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
-Informerende teksten
-Betogende teksten
-Beschouwende teksten

Slide 5 - Tekstslide

Theorie beschouwing
  • Beschouwing = lezer laten nadenken over een bepaalde kwestie / je gedachten ergens over laten gaan / voors en tegens op een rijtje zetten / 
  • Een voorbeeld. Er is een probleem:
  • uitleggen waarom iets een probleem is
  • verschillende verklaringen/oorzaken voor het probleem
  • verschillende oplossingen voor het probleem
  • de voor- en nadelen van de voorgestelde oplossingen
  • verschillende meningen van deskundigen

Slide 6 - Tekstslide

Verschil betoog?
Wat is het verschil met een betoog? -> in een betoog probeer je de lezer te overtuigen van jouw mening, in een beschouwing mag de lezer zelf een oordeel vellen aan de hand van verschillende meningen.
De toon in een betoog is persoonlijk, de toon van een beschouwing is zakelijk

Slide 7 - Tekstslide

Overeenkomsten betoog?
Wat is wel hetzelfde?
  • Opbouw: inleiding, middenstuk, slot
  • Inleiding: beginnen met aandachttrekker, onderwerp introduceren, hoofdvraag (ipv standpunt)
  • middenstuk: per mening/voor- of nadeel/oplossing een alinea
  • Slot: korte samenvatting, hoofdvraag herhalen

Slide 8 - Tekstslide

Geschikte tekststructuren
voor- en nadelenstructuur
In de inleiding introduceer je de kwestie en stel je een vraag of poneer je een stelling. In het middenstuk beschrijf je de voor- en nadelen van de vraag/stelling en in het slot is er een afweging en conclusie. Let op dat de voor- en nadelen in evenwicht zijn!
2
probleem-oplossingsstructuur
In de inleiding bespreek je het probleem. In het middenstuk bespreek je de gevolgen (waardoor is het een probleem?), de oorzaken van het probleem en mogelijke oplossingen. In het slot geef je een korte samenvatting of afweging. Als je een betoog schrijft, bespreek je in het slot de beste oplossing. In een beschouwing doe je dat niet, omdat je dan teveel één kant op gaat.
1
verklaringsstructuur
In de inleiding bespreek je een bepaald verschijnsel. In het middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, verklaringen, oorzaken en/of redenen voor het verschijnsel. In het slot geef je een samenvatting of conclusie. Bij deze tekststructuur is het belangrijk dat je verschillende experts aan het woord laat.
3

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
-Lees paragraaf 2.4 (blz. 27) nog een keer door.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Je gaat kijken naar een videofragment van circa 7 minuten over flexibele schooltijden.
Lees eerst de opdracht helemaal door.
Maak aantekeningen tijdens het kijken.
Opdracht voor volgende les op school: lever de samenvatting (voorzien van naam en klas) in op een los blaadje.  

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Tot slot;
-T/m woensdag: planning leeskring/mondeling
-Volgende (fysieke) les: samenvatting opdr. 19 inleveren, voorzien van naam, op papier.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide


A

Slide 16 - Quizvraag


A

Slide 17 - Quizvraag


A

Slide 18 - Quizvraag


A

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Woordweb


Slide 24 - Open vraag


Slide 25 - Open vraag


Slide 26 - Open vraag


Slide 27 - Open vraag

Tot slot

Slide 28 - Tekstslide