parler de ses vacances

bientôt
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

bientôt

Slide 1 - Tekstslide



onderwerp

alle ww

rest vd zin
je suis resté(e) chez moi

il est parti en France

nous avons pris l'avion

j'ai fait de la natation

je suis allé(e) avec mes amis

Slide 2 - Tekstslide

ik ben naar Spanje gegaan
A
je suis en Espagne
B
je suis allée en Espagne
C
je vais en Espagne

Slide 3 - Quizvraag

we zijn met de auto gegaan
A
on est parti en avion
B
on est allé en voiture
C
on va en avion
D
on va en voiture

Slide 4 - Quizvraag

Dit kun je vertellen over tes vacances:
- tu es allé(e) en vacances                (à la mer, en France, aux Etats-Unis, en ville)  

- avec qui tu es allé(e) en vacances    (avec mes parents, mes amis/copains, ma soeur, mon frère)

- quand tu es parti(e)                                 (en juin, juillet, en aout, cet été, l'année dernière)

- combien de temps tu es parti(e)       (quinze jours, une semaine, trois semaines, un weekend)

- comment tu as voyagé                           (en train, en voiture, en avion, à vélo)

- activités                                                       (fait une promenade à cheval, fait du vélo, visité la région)

Slide 5 - Tekstslide

laat zien wat je al
kunt vertellen (en français) over
'tes vacances'?

Slide 6 - Woordweb

je suis allé(e) à la .............................

Slide 7 - Tekstslide

Regarde le fragment suivant (volgende) du Petit Nicolas....
Note dans ton cahier:

1. Le père veut aller à ...............................

2. Sa mère préfère aller à ............................................

3. .............................. part aussi avec la famille de Nicolas

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

on a été...... 
à la camp....
à la ... / .....
en v....

Slide 10 - Tekstslide

Avec qui?
Quelle destination?

Vertel en français à je buurman/-vrouw met wie en waar je naartoe bent gegaan (gebruik het formulier hiernaast)

Je suis allé......
Je suis parti avec........

Slide 11 - Tekstslide

Lees goed hoe je de landennamen gebruikt. 
Er wordt straks een vraag over gesteld!
Je suis parti(e) / allé(e)  
aux Pays-Bas
aux Etats-Unis
Je suis parti(e) / allé(e)
en France
en Angleterre
en Allemagne
en Espagne
en Italie                            
en Suisse
en Suède
Je suis parti(e) / allé(e)
au Portugal - Japon - Canada - Maroc
à + plaatsnaam
à Paris
à Barcelone

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf op met wie en waar je naartoe gegaan bent! Verzin zomaar iets;)

Slide 13 - Open vraag

Als de naam van een land eindigt op E dan gebruik je ..... om in/naar te zeggen:
A
au
B
aux
C
en
D
à

Slide 14 - Quizvraag

Ik ben naar Frankrijk geweest/gegaan =

Slide 15 - Open vraag

Hoe zeg je 'ik ben naar Engeland gegaan'?
A
je vais en Angleterre
B
je suis allé en Angleterre
C
je aller à la Angleterre
D
j'ai été en Angleterre

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zeg je 'ik heb genomen het vliegtuig'?

- j'ai ...............................

Slide 17 - Open vraag

Zeg 'ik ben gebleven twee weken'

Slide 18 - Open vraag

hoe scoor je deze lessen qua afwisseling en wat je leert???
0100

Slide 19 - Poll

woorden die met 'la durée' te maken hebben
1 week = 
2 weken = 
5 dagen =
1 maand =
een jaar =

Slide 20 - Tekstslide

nu uit je hoofd:
Franse woorden die met
'la durée = hoe lang'
te maken hebben

Slide 21 - Woordweb

aantekening  -->               tu es allé quand?
je suis allé(e)......
cet été = van de zomer
en juillet = in juli
en aout = in augustus
l'année passé/dernière = vorig jaar
la semaine passée/dernière = vorige week
il y a 2 mois = twee maanden geleden

Slide 22 - Tekstslide

Welk antwoorden passen bij de vraag?

Tu es allé QUAND?
A
en voiture
B
il y a six jours
C
l'année dernière
D
en hiver

Slide 23 - Quizvraag

een maand geleden ben ik gegaan...
A
il y a un mois, je suis été
B
il y a un mois, je suis allé

Slide 24 - Quizvraag

afgelopen zomer=

Slide 25 - Woordweb

in juli
A
en juilee
B
au juillet
C
en juillet
D
au juilee

Slide 26 - Quizvraag

aantekening -->   hoe ga je....?
en voiture
en train
en avion
en bateau
en vélo
à pied

Slide 27 - Tekstslide

Noem 'moyens de transports'

begin met EN of À

Slide 28 - Woordweb

we zijn met de auto gegaan
A
on est allé en bateau
B
nous sommes allés en voiture
C
vous êtes allés en bateau
D
vous êtes allés en voiture

Slide 29 - Quizvraag

wat is geen activiteit?

j'ai fait du foot - nous avons fait du shopping - il a fait du vélo - tu as nagé - nous avons pris le bus -
je suis allé en voiture - j'ai visité un musée - j'ai été au cinéma - j'ai écouté de la musique

Slide 30 - Open vraag

des activités
j'ai nagé à la mer - j'ai fait de la natation dans une piscine
j'ai visité Perpignan
j'ai fait du canyoning
j'ai fait du bateau
j'ai été à la plage
nous avons fait du camping
j'ai fait du shopping à Lyon

Slide 31 - Tekstslide

ik kan nu echt iets vertellen over mijn zomervakantie
A
oui, un peu
B
oui, pas mal!
C
non, pas encore
D
je veux er meer over weten

Slide 32 - Quizvraag

wat ik heb gemist deze les is....

Slide 33 - Open vraag

vos devoirs = jullie huiswerk
Tu m'envoies un 'email' par Magister: tu racontes tes vacances.
Laat deze 6 onderwerpen erin terugkomen:
quand/avec qui/combien de temps/où/moyen de transports/activités.

Gebruik:
- simpele zinnen met eenvoudige woorden
- vaste volgorde = onderwerp + ALLE ww + rest van de zin


Slide 34 - Tekstslide

au revoir!

fijne vakantie gewenst volgende week =

bonnes vacances la semaine prochaine!

Slide 35 - Tekstslide