4H Sch H5 Koolstofverbindingen

Hoofdstuk 5 Koolstofverbindingen
-lees door, maak de vragen, oefen de sommen-
Paragraaf 0: Glycol
Paragraaf 1: Aardolie
Paragraaf 2: Kraken
Paragraaf 3: Isomerie
Paragraaf 4: Additie en Substitutie
Paragraaf 5 Alcoholen
Paragraaf 6: Carbonzuren
Paragraaf 7: Aminen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 Koolstofverbindingen
-lees door, maak de vragen, oefen de sommen-
Paragraaf 0: Glycol
Paragraaf 1: Aardolie
Paragraaf 2: Kraken
Paragraaf 3: Isomerie
Paragraaf 4: Additie en Substitutie
Paragraaf 5 Alcoholen
Paragraaf 6: Carbonzuren
Paragraaf 7: Aminen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het vriespunt van een Glycol mengsel van 70% Glycol en 30% water? (zie je boek)
A
0 graden Celsius
B
-50 graden Celsius
C
-50 graden Kelvin
D
-44,8 graden Celsius

Slide 3 - Quizvraag

Welke uitspraak is niet waar ?
A
Glycol smaakt en ruikt lekker maar is wel giftig
B
Glycol wordt gebruikt voor de productie van plastic, PET flessen, antivries, etc
C
Glycol lijkt op water omdat het waterstofbruggen kan vormen
D
Glycol heeft één OH groep en twee of meer koolstofatomen.

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Bij gefractioneerde destillatie wordt ruwe olie steeds warmer gemaakt, waardoor er steeds meer stoffen (brandstoffen) uit de olie gekookt worden. Bij welke temperatuur wordt er kerosine (vliegtuigbrandstof) uit de olie gekookt (zie je boek)
A
150-240 graden Celsius
B
240-315 graden Celsius
C
70-150 graden Celsius
D
315-375 graden Celsius

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel procent van elk vat ruwe olie wordt omgezet in brandstof? Zoek dit op in je boek.
A
30-40 %
B
40-50 %
C
50-60 %
D
Meer dan 90%

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Molecuulformules
Wat is de naam van de  onderstaande molecuulformule: C5H10
A
Pentaan
B
Propaan
C
Butaan
D
Cinqaan

Slide 12 - Quizvraag

Welke uitspraak over Alkanen is niet waar?
A
Alkanen zijn verzadigde koolwaterstoffen
B
Bij Kraken worden grotere alkanen omgezet in kleinere alkanen en alkenen
C
Bij thermisch kraken komt een grote hoeveelheid warmte vrij
D
Alle alkanen hebben de algemen structuurformule CnH2n+2

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke stuctuurformule is 2-methylpentaan
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Welke stuctuurformule is
2,2-dimethylbutaan
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Welke stuctuurformule is 3-methylpentaan
A
B
C
D

Slide 19 - Quizvraag

Welke stuctuurformule is
2,3-dimethylbutaan
A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

Welke uitspraak is niet waar?
A
Isomeren hebben dezelfde molecuulformule maar een andere structuurformule
B
In koolwaterstoffen kunnen waterstofatomen vervangen worden door halogeenatomen
C
De systematische naamgeving van vertakte alkanen, halogeenalkanen en alkenen verloopt volgens vaste regels
D
Isomeren hebben dezelfde molecuulformule en dezelfde structuurformule maar de molecuulmassa is verschillend.

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Welke uitspraak is niet waar?
A
Additie is een reactie tussen een alkeen en een andere stof waarbij een reactieprodukt ontstaat
B
Additie van halogenen aan een alkeen levert een di-halogeenalkaan op
C
Additie van waterstof aan een alkeen levert een alkaan op
D
Additie is een reactie tussen een alkeen en een andere stof waarbij twee reactieprodukten ontstaan

Slide 25 - Quizvraag

Welke uitspraak is niet waar?
A
Additie van water aan een alkeen levert een alcohol op
B
Subsitutie is de reactie tussen een alkaan en een halogeen
C
Bij additie en substitutie reacties wordt altijd H2O gevormd als een van de reactieprodukten
D
Bij een substitutiereactie heb je twee beginstoffen en twee eindprodukten.

Slide 26 - Quizvraag

Welke uitspraak is wel waar?
A
Substitutie vindt alleen plaats onder invloed van licht
B
Bij een eliminatiereactie heb je meer beginprodukten dan eindprodukten
C
Bij een additie reactie heb je twee beginstoffen en twee eindprodukten.
D
Bij een substitutiereactie heb je twee beginstoffen en een eindprodukt.

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Welke groep, toegevoegd aan een alkaan maakt er een alkanol van?
A
een H-O-H groep
B
Een O-H groep
C
een H-C-O groep
D
een H2O groep

Slide 31 - Quizvraag

Welke uitspraak is niet waar?
A
Alcoholen zijn goed brandbaar
B
De oplosbaarheid van alcoholen in water neemt af als de moleculen groter worden
C
De belangrijkste alcohol is ethanol en zit in alcoholische dranken
D
Propanol heeft 3 koolstofatomen en twee OH-groepen.

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide