Hoofdstuk 7 paragraaf 4 kolonialisme en slavernij

§ 7.4 Kolonialisme en slavernij
  • KA = Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme 
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§ 7.4 Kolonialisme en slavernij
  • KA = Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis nodig volgende les: Wat is driehoekshandel.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis nodig volgende les: Wat zijn plantagekoloniën.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel: Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. '

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Begin Europese overheersing
16e eeuw  - Spanje verovert grote delen van Amerika
in deze koloniën wordt geld verdiend met:
  • landbouw (katoen, koffie en tabak)
  • mijnbouw (goud en zilver)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaanse en Portugese Rijk 16e eeuw

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom waren slaven nodig in de Nieuwe Wereld. Geef minimaal twee redenen.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom slavernij?
  • De meeste plantages in Amerika waren bezit van Europeanen
  • Plantageprducten, zoals koffie, tabak, katoen en suiker zijn erg populair in Europa
  • Om de producten te verbouwen waren veel landarbeiders nodig.
  • De oorspronkelijke bewoners van dit gebied waren volgens de Europeanen 'ongeschikt' voor deze arbeid, kwetsbaar voor Europese ziektes  of al uitgemoord in de eeuwen ervoor.



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De slavenhandel in Afrika
Slavernij kwam heel veel voor in Afrika. 
Hoe werd je slaaf?
  • Als je krijgsgevangen was, als straf of als je schulden had.


Slaven waren statussymbool:
- Afrikaanse vorsten
- Arabische kooplui kochten slaven aan voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transatlantische slavenhandel
  • Portugal, Frankrijk, Spanje, Engeland en Nederland handelen in de vijftiende eeuw al met West-Afrika in producten als goud en ivoor, voordat zij beginnen met de slavenhandel. 
  • De Portugezen bezitten veel grondgebied in Brazilië. 
  • In West-Afrika (Ghana) bezitten de Portugezen fort Elmina
  • Hier worden de tot slaaf gemaakte Afrikanen verkocht en naar Brazilië verscheept. De Portugezen verwerven zo veel welvaart.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Transatlantische slavenhandel

  • Europese handelaren namen producten, zoals munitie, wapens en alcohol mee naar Afrika.
  • Daar werden ze door Afrikaanse stammen geruild tegen tot slaaf gemaakten: dit waren meestal gevangengenomen leden van andere Afrikaanse stam. 
  • Deze tot slaaf gemaakten werden vervolgens vervoerd naar slavenmarkten in Zuid-Amerika





De afbeelding laat zien op welke wijze slaven werden vervoerd op een slavenschip. Dergelijke tekeningen werden meestal gemaakt om aan te geven op welke vreselijke manier de slaven werden vervoerd. Deze tekening is gemaakt in opdracht van een commissie van de Engelse regering.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vul de handelswaar in op de juiste plek
slaven
plantageproducten
geweren, stoffen, 
aardewerk
slaven

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Driehoekshandel
De transatlantische slavenhandel maakte deel uit van de driehoekshandel. 

De schepen voeren met handelswaar naar Afrika, kochten daar slaven en voeren vanuit Zuid-Amerika en het Caribische gebied met goederen, meestal suiker, weer naar Nederland.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke organisatie moest de Nederlandse slavenhandel leiden?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het begin van de Nederlandse slavernij

Aan het begin van de 16e eeuw is de slavenhandel vooral in handen van Spanjaarden en Portugezen. De Nederlandse Republiek wilde meedoen aan deze winstgevende handel. Daarom wordt in 1621 de West-Indische Compagnie opgericht. 
De WIC bemachtigd in Nederland het monopolie op de slavenhandel tussen de West-Afrikaanse kust en in Noord- en Zuid-Amerika.
Vanaf 1630 verovert de WIC 2000 km kuststrook in Zuid-Amerika, ten koste van Portugal.
In 1637 veroverde de WIC ook fort Elmina in Ghana. 
Dit betekende het begin van de Nederlandse driehoekshandel


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fort Elmina anno nu

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bak met gloeiend heet ijzer dat na verkoop in de huid van de verkochte vrouw en haar kinderen zal worden gedrukt met het teken van hun nieuwe eigenaar.
Hier staat een vrouw met haar twee kinderen die te koop worden aangeboden. Alle drie hebben zij een bloot bovenlijf.
De mannen in pakken met hoge hoeden doen een bod.
De veilingmeester staat klaar met zijn hamer om op de tafel te slaan bij het hoogste bod. 
De verkoop van een vrouw en haar kinderen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse Antillen
Bestaan uit deze landen.

  •  Aruba, Curaçao & Sint Maarten, Sint Eustatius, Bonaire
  • Te droog voor landbouw -> opslag en  doorverkoop slaven

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brandmerken van verschillende plantages

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plantagekolonie Suriname
  • Grootste plantagekolonie van de Republiek
  • Suikerriet- en koffieplantages
  • Opbrengst ging naar Europa
  • Vaak vluchtten de slaven (marrons = letterlijk 'gevlucht vee') het oerwoud in -> overvielen plantages om slaven te bevrijden en om aan vrouwen te komen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk werelddeel was geen onderdeel van de driehoekshandel?
A
Afrika
B
Zuid-Amerika
C
Europa
D
Azië

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

John Stedman en Boni
  • Boni was een vrijheidsstrijder in Suriname, kind van een slaveneigenaar en een slavin. De moeder van Boni werd verstoten en vluchtte het oerwoud in en sloot zich aan bij marrons.
  • Marrons: gevluchte slaven die regelmatig plantages aanvielen om slaven te bevrijden.
  • Boni werd een leider van de marrons. Hij liet een sterk fort bouwen, in een moeras in het oerwoud. om van daaruit zijn aanvallen uit te voeren.
  • De Staten- Generaal stuurde extra troepen naar Suriname.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

John Stedman en Boni
  • Eén van deze soldaten was John Stedman. Hij schreef een boek over zijn belevenissen in Suriname.
  • De Britse uitgever censureerde het boek, maar ondanks alle aanpassingen werd het boek van Stedman erg belangrijk in de strijd tegen slavernij.
  • Deze strijd begon eind 18e, begin 19e eeuw in de Verenigde Staten en in Europa.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afbeelding uit het boek van Stedman

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadhouder Willem III
Plantagekolonie
V.O.C.
Driehoekshandel
Raadspensionaris
Wetenschappelijke Revolutie

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slavernij
Slavenhandel

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag: Huiswerk
  1. Maken paragraaf 7.4
  2. Leren leerdoelen 7.4.  

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel: Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. '

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt het begrip "driehoekshandel" in en hoe waren Europa, Afrika en Amerika bij dit handelssysteem betrokken?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe rechtvaardigden Europese landen hun koloniale expansie en wat waren de belangrijkste motieven achter het kolonialisme tijdens de periode van de driehoekshandel?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Rechtvaardig
  • Vanuit de bijbel: goedkeuring voor slavernij.
  • Afrikanen gezien als minderwaardig.
  • Er was al slavernij in Afrika voordat de Europeanen kwamen .
  • Goedkope arbeid van slaven onmisbaar op de plantages.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritiek
  • In de 18e eeuw steeds meer kritiek op de slavernij (abolitionisten)
  • Vanuit de Verlichting: alle mensen zijn gelijk aan elkaar. Men moet de Afrikanen ook verlichten.
  • Door sommige christenen: naastenliefde
  • Economische motieven (loonarbeiders werken harder)

De verschrikkelijke verhalen worden steeds bekender


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

John Stedman

  • Britse officier en kunstenaar
  • Deelname aan militaire expedities in 18e-eeuws Suriname
  • "Narrative of a Five Years Expedition Against the Revolted Negroes of Surinam" 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Narrative of a Five Years Expedition Against the Revolted Negroes of Surinam" 
Gruwelen van de slavernij: 
Stedman beschrijft de harde leefomstandigheden van de tot slaaf gemaakte bevolking, inclusief hun fysieke mishandeling en de algemene wreedheden van het slavernijsysteem.

Opstanden en strijd
Het werk behandelt de opstanden van de tot slaaf gemaakte bevolking in Suriname en Stedmans betrokkenheid bij militaire acties om deze opstanden neer te slaan.



Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstand van Tula op Curaçao 
Het woord 'neger' wordt tot midden 20e eeuw volop gebruikt. Het is koloniaal en racistisch taalgebruik. Het wordt daarom als niet respectvol en kwetsend ervaren. 
In de archiefstukken in deze les kom je het dus nog wel tegen. 
In de notities staat extra uitleg en achtergrondinformatie. Leerlingen kunnen inloggen via de LessonUp-app.

Slide 37 - Tekstslide

1. Doel van deze slide
Dit is een introductie op het onderwerp en biedt de mogelijkheid de voorkennis van de leerlingen te activeren.
2. Bespreek met de leerlingen
Deze les belicht aan de hand van originele archiefstukken opstanden van mensen in slavernij op Nederlandse plantages op Curaçao. Deze les eindigt met de officiële afschaffing van de slavernij.
Wat weten jullie al van slavernij, van mensen in slavernij, wat weten jullie van plantages?
3. Opdracht
Laat de leerlingen kijken naar de prent.
Wat zien ze?
Wat valt ze op?
Welk perspectief had de maker?
4. Taalgebruik
In deze les komt het woord ‘neger’ vaak voor omdat gebruik gemaakt wordt van historische archiefstukken. Het woord werd gebruikt om naar zwarte mensen, Afrikanen te verwijzen.
Het n-woord is koloniaal en racistisch taalgebruik en wordt daarom tegenwoordig als kwetsend ervaren.
Meer informatie over taalgebruik:

5. Achtergrondinformatie
Deze gravure uit ca. 1770 komt uit een van de boeken die John Gabriël Stedman schreef. Hij was een Schots-Nederlandse officier in het Nederlandse leger, die mee hielp aan het onderdrukken van een opstand in Suriname. In deze les worden meerdere gravures uit zijn boeken gebruikt. 


Opstand op Curaçao 1795

Op 17 augustus start een grote opstand op Curaçao. Mensen in slavernij komen in verzet tegen het onmenselijk zware werk en de wrede mishandelingen.
Hun leider is Tula.
De opstand breidt zich snel uit over het hele eiland.

De opstand start op plantage Knip. 
Om Curaçao te kunnen verdedigen is bij de ingang van de haven een fort gebouwd, Fort Amsterdam. In het fort is ook de gevangenis ondergebracht. 
De pijl wijst naar een afbeelding van het fort. 
Op oude kaarten staat niet alleen een plattegrond, maar ook een aanzicht vanaf zee. Hiermee kun je Curaçao vanaf een schip herkennen. 

Slide 38 - Tekstslide

1. Doel van deze slide
De context schetsen van Curaçao.
2. Bespreek met de leerlingen
de tekst en bekijk de hotspots / oogjes op de kaart. Inzoomen op de kaart is mogelijk.
3. Achtergrondinformatie
De opstand start als een groep van ongeveer 50 slaafgemaakten op plantage Knip in verzet komen. Tula heeft samen met anderen de opstand op verschillende plantages voorbereid. Op suikerplantage Santa Cruz komen mensen in opstand onder leiding van Bastian Carpata. Het verzet op de plantages in het noordwesten van Curaçao groeit uit tot ongeveer 1200 opstandelingen.
Op weg naar de hoofdstad Willemstad passeren ze vele plantages. Een aantal plantagehouders is uit angst gevlucht naar de stad. Tula en zijn mannen profiteren van de achtergelaten voorraden voedsel en water. Maar niet overal treffen zij verlaten plantages aan. Er vinden ook aanvallen en plunderingen plaats, waarbij niet alleen mensen bevrijd en wapens buitgemaakt worden, maar ook enkele slachtoffers vallen. Steeds meer mensen zich aan bij Tula.
7 september 1795, Bemiddeling
Een priester bemiddelt tussen de opstandelingen en het Nederlands bestuur. In zijn verslag citeert hij Tula:
'Wij zijn al te zeer mishandelt, wij zoeken niemand kwaad doen, maar zoeken onze vrijheid. De fransche negers hebben hunne vrijdom bekoomen. Holland is ingenomen door de franschen, dus moeten wij ook hier vrij zijn.'
Dit archiefstuk is in slechte staat en aangetast door het klimaat, de tijd, beestjes en gebruik. 

Slide 39 - Tekstslide

1. Doel van deze slide
De reden van de opstand bespreken.
. Bespreek met de leerlingen
De katholieke pater Jacobus Schinck, die al jaren op Curaçao woont en de taal (Papiaments) goed beheerst, gaat als onderhandelaar op bezoek bij Tula. Van deze ontmoeting maakt hij een verslag dat hij op 7 september 1795 aan de gouverneur stuurt. 
3. meer uit het verslag van de pater:
“Toela begon dan te spreeken. 
Wij zijn al te zeer mishandelt, wij zoeken niemand kwaad te doen, maar zoeken onze vrijheid, de fransche negers hebben hunne vrijdom bekoomen, Holland is ingenomen door de franschen, vervolgens moeten wij ook hier vrij zijn; ik antwoorde hem dat in Holland onze overigheid woonde, en dat wij aan die overigheid moesten gehoorzaamen, waar op hij Toela antwoorde, als ’t zoo is, waar blijven dan de hollandsche scheepen? (…)
 “Heer Pater, komen alle mensen niet voort uit een vader Adam en Eva? Heb ik kwalijk gedaan dat ik 22 van mijn medebroeders verlost heb uit hun boeien, waarin zij onrechtvaardig geworpen waren? 
Welke gebeurtenis in 1795 gebruikt Tula in zijn argument om vrij te mogen zijn?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tula wordt gevangen genomen
Tula en zijn mede-leiders worden gevangen genomen en verhoord in Fort Amsterdam.

De Nederlanders willen dat hij bekent dat hij het bestuur van het eiland over wil nemen.
Daarvoor martelen ze hem. 
Er zijn vijf niveaus van pijniging. Pas bij de gruwelijkste martelingen geeft Tula toe.

Slide 41 - Tekstslide

1. Doel van deze slide 
De leerlingen realiseren zich dat slaafgemaakten die in opstand kwamen heel zwaar werden gestraft. 
2. Bespreek met de leerlingen
 In opstand komen is echt een daad van moed en wanhoop, want als je niet slaagt zijn de gevolgen zeer ernstig. 
De afbeelding komt uit de kaart van Curaçao (start van de les).
3. Achtergrondinformatie
Het begint met psychische marteling, oftewel dreigen om tot lichamelijke marteling over te gaan. Daarna wordt de gevangene op een pijnbank gelegd om met behulp van gewichten zijn ledematen uit te rekken. Als dat onvoldoende resultaat opleverde, kon dit uitrekken langduriger toegepast worden. Daarna gingen de ondervragers ertoe over de gevangene te slaan en in het laatste geval ook op allerlei andere manieren te martelen (de vijfde graad van pijniging). Tula heeft deze vreselijke pijnen tijdens zijn verhoren heel erg lang weten te doorstaan. 

Detail op de kaart: het schip wordt door slaafgemaakte mannen (5 personen voor het fort) richting de haven getrokken.
Doodstraf
Tula en andere leiders van de opstand krijgen een gruwelijke doodstraf. 

Op 3 oktober 1795 is Tula vermoord. 

Hertaling: 'Tula als de leider van al die moordenaars, plunderaars, brandstichters en als eindverantwoordelijke voor de aangerichte verwoestingen.
Tula die inmiddels ook heeft toegegeven dat hij overal opdracht toe heeft gegeven. Daarom zou ik willen voorstellen om hem op een houten wiel vast te binden en hem dan al zijn botten te breken en zijn gezicht door vuur te laten verschroeien. Daarna zou dan zijn hoofd met een bijl afgehakt moeten worden. Zijn hoofd zou daarna op een wiel of een speciaal daarvoor gemaakte paal geprikt moeten worden. Dat wiel of die paal wordt dan neergezet op een plaats die U edelachtbare heren daarvoor geschikt vinden.'

Slide 42 - Tekstslide

1. Doel van deze slide
Tula wordt ter dood veroordeeld, een gruwelijke dood.
2. Bespreek met de leerlingen
Bij het oogje kunt u de veroordeling lezen in een hertaling (modern Nederlands). De gruwelijke straf van Tula (geschreven als Thoula) is uitgebreid en tot in detail beschreven. Dit kan heftige reacties oproepen. U kunt ook vertellen dat de gruwelijke doodstraf expliciet beschreven wordt, zodat de leerlingen dit niet hoeven te lezen.
3 Mogelijke opdracht: 
De doodstraf wordt publiekelijk voltrokken. Waarom? Antwoord om een voorbeeld te stellen en zo te voorkomen dat nogmaals een opstand uitbreekt.

Laat de leerlingen nagaan hoe lang de opstand geduurd heeft.
Wat zegt dat over het veroordelingsproces?
17 augustus 1795 begint de opstand. Op 3 oktober is Tula vermoord, 6,5 weken na de start van de opstand.
4. Achtergrondinformatie
In de kantlijn wordt ook de straf van Nicolaas van Spransa, de broer (broeder) van Tula vermeld. Hij zal op het wiel worden gelegd en al zijn botten zullen worden gebroken. Dan krijgt hij de genadeklap en wordt hij van zijn kruis afgehaald.
Onder aan de pagina begint ook de veroordeling van Bastian Carpata, die de opstand op een andere plantage startte. 
Nieuw reglement
Na de opstand komt er een nieuw slavenreglement waarmee plantage-eigenaren gedwongen worden beter voor de mensen in slavernij te zorgen. Doel: handel behouden door opstanden te voorkomen.

Er worden afspraken gemaakt over werktijden, eten en kleding. 
Lijfstraffen mogen wel. Er mag echter niet te hard gestraft worden. 

Slide 43 - Tekstslide

1. Doel van deze slide
Wat levert een nieuw reglement op en voor wie?
2. Bespreek met de leerlingen
Na de opstand komt er een nieuw reglement: de plantage-eigenaren moeten beter voor de slaafgemaakten op de plantage zorgen, zodat ze niet meer in opstand komen. Want dat is slecht voor de handel, er moet tenslotte producten geleverd worden, zodat winst gemaakt wordt.
Om toekomstige opstanden te voorkomen worden maximale arbeidsuren vastgesteld en moeten de plantage-eigenaren voor kleding zorgen. Fysiek straffen mag nog steeds, maar niet onmatige of onredelijk. Wat onmatig en onredelijk is wordt niet beschreven.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stadhouder van de Republiek
beweging tegen de slavernij
Orangisten
onthoofding lodewijk XVI
Franse revolutie
patriotten
Willem V
abolitionisme

Slide 50 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de goede volgorde, van vroeger naar later
1
2
3
4
5
Konijn Lodewijk Napoleon
Oprichting WIC
Afschaffing slavernij Engeland
Nederlandse slaveneigenaar ontvangt schadevergoe- ding voor vrijgelate slaven
Franse Revolutie

Slide 51 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel: Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. '

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag: Huiswerk
  1. Maken paragraaf 7.4
  2. Leren leerdoelen 7.4.  

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies