H5.2 - Reactiewarmte berekenen

leerdoelen
5.2.1  Je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen met
            behulp van de vormingswarmte.
5.2.2 Je kunt het rendement als percentage van de
            theoretische opbrengst gebruiken in berekeningen aan
            energieomzettingen.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

leerdoelen
5.2.1  Je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen met
            behulp van de vormingswarmte.
5.2.2 Je kunt het rendement als percentage van de
            theoretische opbrengst gebruiken in berekeningen aan
            energieomzettingen.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe heet de energie die opgeslagen zit in stoffen?
A
Reactie energie
B
Onzichtbare energie
C
Nucleaire energie
D
Chemische energie

Slide 2 - Quizvraag

Maak de volgende zin af: Bij de verbanding van hout…
A
komt warmte vrij, dus het is een exotherme reactie.
B
wordt warmte ontrokken, dus het is een endotherme reactie.
C
wordt warmte ontrokken, dus het is een exotherme reactie.
D
komt warmte vrij, dus het is een endotherme reactie.

Slide 3 - Quizvraag

sleep de woorden naar de juiste plek
niet alle woorden worden gebruikt
beginstoffen
reactieproducten
Eact
geactiveerde toestand
E vrijgekomen 
E toegevoerd
niet-ontleedbare stoffen

Slide 4 - Sleepvraag

Bij een exotherme reactie komt er energie vrij. 
De eindproducten bevatten minder energie dan beginproducten.
Het netto energie-verschil is negatief.


Slide 5 - Tekstslide

Bij een  endotherme reactie moet continu energie worden toegevoegd. 
De eindproducten bevatten meer energie dan de beginproducten.
Het netto energie verschil is positief.

Slide 6 - Tekstslide

Reactie-energie berekenen
Soms is het niet mogelijk om via een experiment de reactie-energie te berekenen, bijvoorbeeld omdat er ook nevenreacties verlopen. Ook verlies je vaak warmte aan de omgeving, omdat de meetopstelling niet 100% geïsoleerd is.
 Het is ook mogelijk om de reactie-energie te berekenen met waarden uit een tabel. Maar dan moeten we de waarden wel eerlijk kunnen vergelijken.

Slide 7 - Tekstslide

Eerlijk vergelijken
Om te kunnen vergelijken hoe hoog de Mount Everest is ten opzichte van de Alpen, moeten we afspreken wat het nulniveau is. Voor hoogtemetingen is dat: zeeniveau

Slide 8 - Tekstslide

Om te kunnen vergelijken hoeveel energie verschillende stoffen hebben, moeten we afspreken wat het nulniveau is:
de chemische energie van
niet-ontleedbare stoffen is 0 J / mol

Slide 9 - Tekstslide

vormingsenergie

De energie die vrijkomt bij (of nodig is voor) de vorming van een stof uit de niet-ontleedbare stoffen noem je de vormingsenergie
Deze waarden kun je vinden in Binas tabel 57A en B

Slide 10 - Tekstslide

Vormingswarmte
Energie die nodig is om één mol van die stof te vormen
- Binas tabel 57 
- in 105 joule per mol stof
- negatief betekent energie komt vrij 

let op!
- Elementen (zoals O2 of C) vormingswarmte = 0
- sommige stoffen komen vaker voor (verschillende fase)

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de vormingsenergie van waterstof?
A
0 J per mol
B
-2,42 x10^5 J per mol
C
-2,86 x 10^5 J per mol
D
-1,88 x 10^5 J per mol

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de vormingsenergie van waterdamp?
A
0 J per mol
B
-2,42 x10^5 J per mol
C
-2,86 x 10^5 J per mol
D
-1,88 x 10^5 J per mol

Slide 13 - Quizvraag

Bij een endotherme reactie wordt de temperatuur voor en na de reactie gemeten. Voor de reactie is de temperatuur 20°C, wat is de temperatuur na de reactie?
A
Dat is afhankelijk van de soort stof
B
20°C
C
Hoger dan 20°C
D
Lager dan 20°C

Slide 14 - Quizvraag

Bij een bepaalde reactie geldt
ΔE= +15,3 Joule per mol. Wat voor een reactie is dit?
A
Een koelingsreactie
B
Een verbrandingsreactie
C
Een exotherme reactie
D
Een endotherme reactie

Slide 15 - Quizvraag

Vaak worden exotherme reacties in het lab gekoeld met ijswater, waarom?
A
Omdat deze reacties alleen verlopen als het ijskoud is.
B
Om de reactie sneller te laten verlopen.
C
Omdat de opbrengst van de reactie dan hoger wordt.
D
Omdat de temperatuur zo kan oplopen dat een vloeistof gaat koken.

Slide 16 - Quizvraag

H6.2

Slide 17 - Tekstslide

H6.2

Slide 18 - Tekstslide

aantekening (neem over!)
Hoe bereken je de reactie-energie met behulp van de vormingsenergie?

Slide 19 - Tekstslide

E = Ereactieproducten  -  Ebeginstoffen 

Slide 20 - Tekstslide

stappenplan
1. Noteer de kloppende reactievergelijking
2. Noteer onder elke stof de vormingswarmte uit Binas 57 en houd rekening
     met het aantal mol  (bijv 3 H2O = 3x vormings-warmte H2O)
4. Tel de energie van de beginstoffen op (Ebeginstoffen) en van de
      reactieproducten op (Ereactieproducten)
5. Bereken      E :       E =  (Ereactieproducten)  - (Ebeginstoffen)   
                                                                                                                            Gebruik haakjes!
6. Controleer of je      E nog moet omrekenen naar J per 1 mol

Slide 21 - Tekstslide

Bereken Ebegin (= Ebeginstoffen) 
           en E
eind (=Ereactieproducten)

Slide 22 - Tekstslide

uitwerking

Slide 23 - Tekstslide

En....klopte jouw antwoord?
  TIP: Let op de tekens, gebruik haakjes!

Slide 24 - Tekstslide

Reactiewarmte
Voor elke reactie is energie nodig of komt energie vrij
Die hoeveelheid energie kun je berekenen = reactiewarmte

Deze bereken je met:

Reactiewarmte = vormingswarmte reactieproducten - vormingswarmte beginstoffen

TIP: houd hierbij rekening met de molverhoudingen uit de gegeven reactievergelijking!

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld(zie binas tabel 57)
De vorming van lachgas uit de elementen stikstof en zuurstof:
  2 N2 (s) +  O2 (g) → 2 N2O(g)  
vormingswarmte reactieproducten: 
2 mol N2O = + 0,816x 105 (J/mol) * 2 = 1,632 x 105 J
vormingswarmte beginstoffen = 0 (want elementen)
reactiewarmte = eind- begin = 1,632 - 0 = 1,632 x 105 J


 

Slide 26 - Tekstslide

vormingswarmte per mol
Soms moet je de vormingswarmte per mol stof berekenen.
dan moet je dus nog delen door het aantal mol stof.

voorbeeld:
We hebben net de vormingswarmte van deze reactie berekend:
2 N2 (s) +  O2 (g) → 2 N2O(g)  = 1,632 x 105J per 2 mol vrijgekomen N2O
Dat is per mol N2O = (1,632:2) = 0,816*105J per 1 mol vrijgekomen N2O

Slide 27 - Tekstslide

geef de reactiewarmte van deze reactie:

Slide 28 - Open vraag

uitwerking

Reactieproducten =  CH4     = -0,75 x 105  (binas 57B)
                                            2 H2O = (gas, binas 57A) = -2,42x 105 * 2 = -4, 84 x 105
Beginstoffen  =            4 H2 = element = 0 * 4 = 0
                                            CO2 = - 3,935 x 105
totaal = eind - begin = (-0,75  + - 4,84) - (0 + -3,935) = -1,655*105 joule


Slide 29 - Tekstslide