Delend lidwoord - testje -

1 / 20
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Wanneer gebruik je het delend lidwoord?
A
alleen bij onbepaalde hoeveelheden
B
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning
C
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning of een woord van hoeveelheid
D
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning, of woord van hoeveelheid (behalve getallen), of woord van gevoelsuitdrukking (zoals aimer, adorer, détester etc.)

Slide 2 - Quizvraag

Wat is NIET van toepassing op het "delend lidwoord"
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h

Slide 3 - Quizvraag

na een ontkenning of woord dat een hoeveelheid aanduidt (zoals kg, gr, cm, glas - behalve een getal/cijfer ) volgt :
A
de of d'
B
het delend lidwoord (du, de la, de l', des)

Slide 4 - Quizvraag

na een woord dat een gevoel uitdrukt (zoals aimer, adorer, détester etc.) volgt
A
het onbepaald lidwoord (un, une, des)
B
het bepaald lidwoord (le, la, l' , les)
C
het delend lidwoord (du, de la, de l', des)
D
de / d'

Slide 5 - Quizvraag

na een getal (1, 2, 3 etc) en vóór een zelfstandig naamwoord zoals in
"ik heb 3 broers" volgt
A
het delend lidwoord
B
geen delend lidwoord maar direct het zelfst. nw

Slide 6 - Quizvraag

Il mange ..... viande et il boit ...... eau
A
de / de l'
B
du / de l'
C
de la / de la
D
de la / de l'

Slide 7 - Quizvraag

Welk delend lidwoord hoort in deze zin: " je n'ai pas ...... argent"
A
d'
B
du
C
de la
D
de l'

Slide 8 - Quizvraag

Il mange beaucoup..... viande et très peu ...... eau
A
de / d'
B
de la / de
C
de / de la
D
de la / de l'

Slide 9 - Quizvraag

300 grammes ..... café
A
du
B
de
C
le
D
de l'

Slide 10 - Quizvraag

il y a beaucoup ........ eau dans la bouteille
A
de l'
B
d'

Slide 11 - Quizvraag

J' ai bu 3 verres ........ coca (m)
A
du
B
de

Slide 12 - Quizvraag

J' ai très peu ..... argent
A
de l'
B
de
C
d'
D
du

Slide 13 - Quizvraag

j' adore ..... chocolat (mnl)
A
le
B
du
C
de
D
de l'

Slide 14 - Quizvraag

J' aime ...... tomates
A
des
B
les

Slide 15 - Quizvraag

le professeur n' a pas ....... patience (v)
A
de
B
de la
C
d'
D
de l'

Slide 16 - Quizvraag

je prends ..... café
A
de
B
du

Slide 17 - Quizvraag

je déteste .... café
A
le
B
du
C
de la
D
de

Slide 18 - Quizvraag

les enfants ne mangent pas .... biscuits
A
des
B
de les
C
de
D
les

Slide 19 - Quizvraag

il entend ..... bruit (m)
(hij hoort lawaai)
A
le
B
du

Slide 20 - Quizvraag