voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Vorige week ....... het vliegtuig met de basketbalspelers in New York.
A
lande
B
landen
C
landde
D
landden
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vorige week ....... het vliegtuig met de basketbalspelers in New York.
A
lande
B
landen
C
landde
D
landden

Slide 1 - Quizvraag

Welke vraag van de toets ...... jij als eerste?
A
beantwoorde
B
beantwoorden
C
beantwoordde
D
beantwoordden

Slide 2 - Quizvraag

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
 Je kunt het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord herkennen. 

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maken

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord kun je als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Voltooid deelwoorden van sterke werkwoorden op -en veranderen als bijvoeglijk naamwoord niet.

Mijn ijsje is gesmolten. (vd)            het gesmolten ijsje (bn)
De kleren zijn gedragen. (vd)         de gedragen kleren (bn)

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:
De foto is vegroot- de vergrote foto.
De weg is verbreed- de verbrede weg

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
Op de (uitprinten) bladzijden staat mijn presentatie.

A
uitgeprinte
B
uitgeprintte

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
De hongerige leeuwen aten het (doden) hert op.


A
gedood
B
gedoodde
C
dodende
D
gedode

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
De (redden) drenkeling was mijn vader erg dankbaar. 


A
geredde
B
gerede
C
reddende
D
gered

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
De bloembollen zijn gepoot, de....bloembollen.
A
gepootte
B
gepotte
C
gepote
D
geppootte

Slide 11 - Quizvraag

De toerist is gered.
De ..... toerist.
A
gered
B
geredde
C
gerede
D
gereden

Slide 12 - Quizvraag

De schuur is ingestort.
De ....schuur.

Slide 13 - Open vraag

Het mondkapje is verplicht.
Het ...mondkapje

Slide 14 - Open vraag

we hebben het plaatje vergroot.
het ....plaatje

Slide 15 - Open vraag

Wat nu?
Maak de opdrachten op de elo

Slide 16 - Tekstslide